e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schol botje: botje (Blerick), pladijs: pladdaajs (Bilzen), pladeͅis (Lommel), pladijs (Hoeselt, ... ), pladèès (Hasselt), plëdais (Tongeren), Bree Wb.  pladi-js (Bree), IPA  pladɛs (Kwaadmechelen), WBD/WLD  pladejs (As), pladijs (Ophoven), ZN pladijs  pladdais (Tongeren), platvis: plat visj (Vaals), plat˃vɛs (Meeuwen), oude spelling  plaatvis (Meijel), WBD/WLD  plàttvusj (Nieuwenhagen), plàtvusj (Nieuwenhagen), schar: WLD  schàr (Montfort, ... ), schol: chōāl (Herk-de-Stad), d’r sjòl (Hoensbroek), schol (Beringen, ... ), scholl (Eupen), schōāl (Oostham), schôl (Tessenderlo), shāōl (Val-Meer), shol (As, ... ), shŏl (Maaseik), shôl (Bilzen), shôll (Baelen), sjol (Geulle, ... ), sjòl (Tongeren), sjó:l (Roermond), sjôl (Doenrade, ... ), sxol (Castenray, ... ), šól (Roermond), cassettebandje  sjol (Meijel, ... ), eigen spellingsysteem  schol (Meerlo), sjol (Ell, ... ), Endepols  schol (Maastricht), sjol (Heer, ... ), Gronsveld Wb  sjol (Gronsveld), ideosyncr.  schol (Maastricht, ... ), sjol (Roermond, ... ), sjól (Kerkrade), IPA  sxoͅl (Kwaadmechelen), oude spelling  schol (Meijel), platvis  sjol (Maastricht), sch wordt op zn duits uitgesproken  schol (Amby), Veldeke  sjol (Haelen, ... ), Veldeke (aangepast) alleen bekend uit vishandel  schol (Tienray), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  sjol (Gulpen), WBD/WLD  schol (Stein), sjol (Lutterade, ... ), sjōl (Maastricht), sjòl (Amstenrade, ... ), sjól (Kapel-in-t-Zand, ... ), WLD  schjol (Brunssum), schol (Born, ... ), schŏl (Schimmert), schòl (Gennep), schól (Venlo), sjol (Beesel, ... ), sjòl (Haelen, ... ), ¯nen iemeujetige reuk van oliekeuk en petatfrit, sjölkes, sjelvès, petrol en zeipluter  sjol (Maastricht), ± WLD  sjol (Wijnandsrade), scholletje: sjulke (Maastricht), sjölke (Maastricht), vroeger op de kermis  schölke(s) (Amby), WBD/WLD  sjölkə (Maastricht), WLD  sjölke (Maastricht) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] || Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || platvis || schol [Willems (1885)] || schol (platvis) || schol (vis) III-2-3
scholekster ekster: iɛkstər (Hasselt), èèster (Puth), IPA, omgesp.  ēͅəkstər (Rekem), vdBerg; omgesp.  ēͅkstər (Veldwezelt), moordekster: eigen spelling; omgespeld; check moord—  mōͅrdeͅstər (Roosteren), pink: kleine watersnip; de dikke noemt men uilekop  peͅnk (Kinrooi), scholegerst: schòléégerst (Weert), sjolaegerst (Thorn), scholekster: scholekster (Blerick, ... ), sjol-eekster (Maastricht), sjolaekster (Houthem), sjolèstər (Brunssum), sjulester (Rimburg), sxoͅleͅkstər (Hamont, ... ), šoͅleͅkstər (Meijel), Frings, omgesp.  šoͅlēͅstər (Maaseik), vdBerg; omgesp.  sxolēkstər (Sint-Truiden), snep: Frings; half lang als lang omgespeld  sneͅp (Lanklaar), uilekop: dikke watersnip; de kleine noemt men pink  ūləkop (Kinrooi), veldekster: veldekster (Schaesberg), deze vogel komt niet in Limburg voor  veltekster (Schaesberg), waterekster: wātəreͅkstər (Kaulille), zeekster: Frings  zēi̯eͅkstər (Beverst) scholekster || scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)] III-4-1
schommel balanoire (fr.): ball`swaar (Bocholt), bommel: bommel (Well, ... ), boommel (Maasbree), bömmel (Maasbree, ... ), (door één van de twee correspondenten)  bommel (Maasbree), [oudere benaming]  bommel (Wellerlooi), als oude vorm  bommel (Wellerlooi), holaars: hauleejes (Loksbergen), holaars (Loksbergen), [Informant geeft aan de dialectwoorden voor het dialect van Halen (= dialect van zijn moeder) op te tekenen; zijn vader is echter van Loksbergen en holaars is wel van daar.]  holaiës, holeeës (Loksbergen), [sic: met h-]  n hooleis (Loksbergen), jok: ein joek (Neeroeteren, ... ), ein jok (Neeroeteren), ein joôk (Neeroeteren), joek (Ell, ... ), joek, jook (Neeroeteren), jok (Ittervoort), jok(-əl) (Hunsel, ... ), jŏek (Stramproy, ... ), jók (Hunsel), jôk (Neeritter), jök (Opoeteren), n jòk (Opitter), ən joek (Molenbeersel), ən jok (Opglabbeek, ... ), ən jək (Opoeteren), ənə jeuk (Opoeteren), /  joek (Dorne, ... ), jok (Neeroeteren, ... ), [oudere benaming]  joek (Hunsel), ben niet helemaal zeker over de schrijfwijze.  joak (Neeroeteren), korte klank zoals in the book  joek (Opglabbeek), o kort en dof  ein jok (Kinrooi), Sub jôkke.  jôk (Neeritter), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  juk (Tungelroy), tussen o en u  en joukkel (Neeroeteren), vroeger gebruikelijker  joek (Tungelroy, ... ), jokkel: də jokəl (Gruitrode), də jòkəl (Niel-bij-As), ein jokkel (Bocholt, ... ), joekel (Kessel, ... ), jok(-əl) (Kessel), jokkel (As, ... ), jokəl (Bree), joͅkkəl (Lozen), joͅkəl of jooikel (Gerdingen), jòkkel (Bree), jókel (Bree), jókk`l (Bocholt), n joekel (Mal), n joekkel (Veldwezelt), ən joekəl (Bree, ... ), ən jokəl (Opglabbeek), ən jukəl (Mal), ən jòikəl (Gerdingen), (Hees)  joekel (Hees), /  joekel (Wijshagen), jokkel (Bree), Jokkel (Bree), jókkɛl (Bocholt), ɛn jokkel, jokkelen (Opitter), de juiste schrijfwijze ken ik niet, de oe klinkt eerder tussen o en oe  joekel (Meeuwen), is aan het verouderen  joekul (Kessel, ... ), j als in Jean  joekel (Genoelselderen), oo verkorten  n jookkel (Niel-bij-As), puntje onder de e  jokəl (Bree), puntje onder de o  ən jokkəl (Lozen), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  jokkel (Bocholt, ... ), kolaars: [sic: met k-]  ən koleis (Loksbergen), mok: moek (Beesel, ... ), Ook: wip.  moek (Swalmen), mokkel: (fransche g voor a of o of u).  moe gu⁄l (Asenray/Maalbroek), rijschokkel: reischaokel (Maaseik), reisjokkel (Maaseik), reišjokəl (Thorn, ... ), riesjokkel (Maaseik), rijš(ch)okkel (Maaseik, ... ), rɛXsjòkəl (Elen), ən rēšoëkèl (Elen), /  ri-jsjoggel (Maaseik), ri-jsjókkel (Maaseik), ri-jsjôkkel (Maaseik), riejsjógkel (Kinrooi), riejsjôkkel (Ophoven), rijschokkel (Ophoven), ?"[Het vraagtekent geeft aan dat de informant twijfelt aan zijn opgave; terecht: hij geeft de dialectbenaming voor schommel i.p.v. voor wip, RK]  rijsjôgkel (Maaseik), cf. pag. 259: Schommellied.  riejsjóggel (Geistingen), g zoals in garcon  ein règsjoegel (Rotem), laatste g zoals in garcon  règsjoegel (Elen), oe korter dan in Nederlands "boek  riešoegəl (Wessem, ... ), of riesjokkel?  ein riesjokkel (Geistingen), Sub rijschogkele: Met de schommel (rijschogkel) spelen.  rijschogkel (Maaseik), ringschokkel: ringsjoegel (Heel), ringsjoggel (Heel), ringsjokkel (Haelen), gg=zachte K  ringsjōggel (Heel, ... ), zachte "k  ringsjokkel (Haelen), ringschottel: [sic; lijkt idd. tt te zijn, vgl. L 323]  ringsjottel (Beegden), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  ringsjŏtel (Buggenum), rui: rui (Geysteren, ... ), ruij (Siebengewald), räöj (Meerlo, ... ), rööj (Gennep, ... ), rø͂ͅj (Afferden, ... ), [oudere benaming]  rui (Middelaar, ... ), als er een los plankje in ligt  rui (Geysteren), Ich goj n räöj make van n aend tow en n plaenske.  räöj (Venray), rööje is in het noordlimburgs op-en-neer of heen-en-weer gaan  rööj (Gennep), scheepje: ein schièpke (Bree), als diminutief-vorm van schip voor de kermisschommels  šiepkə (Bree), schikkel: schikkel (Lauw), sjikkel (Lauw), /  schikkel (Lauw), ook het werkw.sjikkelen, ik sjikkel, enz.. bestaat en wordt gebruikt  sjikkel (Lauw), schok: chok (Genk), de schok (Herk-de-Stad, ... ), də schok (Hoepertingen), een schok (Gorsem, ... ), een sjok (Bilzen, ... ), en schok (Heers, ... ), en schók (Zolder), en zòk (Genk), ien schok (Houthalen, ... ), in schoX (Sint-Lambrechts-Herk), n schog (Stevoort), n schok (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), n schoX (Sint-Lambrechts-Herk), n schòk (Schulen), n sjok (As, ... ), n šok (Diepenbeek), n tsjok (Waltwilder), n Xòk (Hoeselt), schock, schog (Sint-Lambrechts-Herk), schog (Sint-Truiden), schog, sxox (Stevoort), schok (Bilzen, ... ), schók (Zolder, ... ), sjok (Beverst, ... ), sjòk (Tongeren), sXok (Herk-de-Stad, ... ), sXək (Zepperen), šoͅk (Genk), šòk (Genk), zjok (Meeuwen), èn šok (Riksingen), ən schok (Groot-Gelmen, ... ), ən schòk (Hoepertingen, ... ), ən sjòk (Tongeren), ən sXoͅk (Hasselt), ən sXəX (Stevoort), ən sXɛk (Zonhoven), ən šok (Bilzen), /  (hote) sjok (Bilzen), chok (Hoeselt, ... ), dë sjòk (Tongeren), een schok (Bilzen, ... ), n schok (Hasselt), Schgok (Wellen), schoc (Sint-Lambrechts-Herk), schoch (Sint-Lambrechts-Herk), schog (Ulbeek, ... ), schok (Berbroek, ... ), shok (Eigenbilzen), sjok (Beverst, ... ), ɛn sjok (Bilzen), [...] Q 2 viermaal schok en eens schommel.  schok (Hasselt), [Met afbeelding].  schok (Hasselt), Cfr. Dt. Schaukel, Schunkel (gewest. WNT: in Limburg.  šok (Meeuwen), de juiste schrijfwijze ken ik niet, de oe klinkt eerder tussen o en oe  zjoek (Meeuwen), doffe o  n zjok (Peer), Ik gebruikte zowel de woorden schok als schommel, doch schommel - denk ik - het meest  schok (Zonhoven), Met kermis. - [opg. is mv.!]  žokken (Peer), Naast driemaal zwik.  schog (Sint-Truiden), Op/In de schok gaan zitten.  schok (Zonhoven), puntje onder de o  sgok (Veulen), ən sXok (Heers, ... ), Spijtëg aa dwô geen sjokkë mee zien oppë kèrmës.  sjok (Hoeselt), schokkel: (rie)sjokkel (Horn), choͅkəl (Remersdaal), de schokkel (Meeswijk), de sjokkel (Eisden), djoe-kêl (Widooie), də šokkel (Lanaken), ein schokkel (Vroenhoven), ein sjokkel (Rekem), en chokkel (Mechelen-aan-de-Maas), en schokkel (Eupen, ... ), en sjokel (Sint-Martens-Voeren), en sjokkel (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), en šokkəl (Kortessem), en šokəl (Mechelen-aan-de-Maas), eng schokkel (Mheer), eng sjokkel (Mheer), eŋə šŏkəl (Vaals), goekkel (Val-Meer), in schokkel (Wellen), n schokkel (Lanaken, ... ), n sjokkel (Amby, ... ), n zjoekel (Val-Meer), scho:kəl (Boorsem), schockel (Eupen), schoegel (Maasniel, ... ), schoekel (Montfort, ... ), schoekgəl (Ophoven), schoggel (Eijsden), schokel (Baelen), schokkel (Amby, ... ), schokkel bai-ske (Spekholzerheide), schokkel mit ee plenkschke vuur ôp te zitte (Eygelshoven), schokkel van touw (Valkenburg, ... ), schokkəl (Heerlen, ... ), schōeuəgəl (Ophoven), schōkkʔl (Sint-Lambrechts-Herk), schŏgel (Elen), schòkkel (Dieteren, ... ), schòkəl (Borgloon), schökkel (Rotem), shokkel (Gulpen, ... ), sjoakel (Terlinden), sjoegel (Beegden, ... ), sjoegĕl (Herten (bij Roermond), ... ), sjoegkel (Heel, ... ), sjoekel (Herten (bij Roermond), ... ), sjoekkel (Dilsen), sjoggel (Eijsden, ... ), sjogkel (Maastricht), sjokgel (Stokkem), sjokkel (Berg-en-Terblijt, ... ), sjokkele (Brunssum), sjokkəl (Berg-en-Terblijt, ... ), sjokəl (Amstenrade, ... ), sjoukkel (Vlodrop), sjoukəl (Maastricht), sjŏkkel (Eys, ... ), sjoͅggeͅl (Maastricht), sjoͅGəl (Maastricht), sjoͅgəl (Susteren), sjoͅkəl (Eys, ... ), sjuGəl (Kapel-in-t-Zand), sjūGəl (Swalmen), sjūkəl (Roermond), sjòggel (Roosteren, ... ), sjòkkel (Heerlen, ... ), sjókkel (Dieteren, ... ), sjôkkel (Echt/Gebroek, ... ), sjökkel (Gulpen), sxøͅkəl (Born), sòkəl (Mechelen-aan-de-Maas), šoegəl (Putbroek, ... ), šokkel (Oirsbeek, ... ), šokəl (Eupen, ... ), šògəl (Stokkem), šòkkəl (Kortessem), šòkəl (Kortessem), zjoekel (Zichen-Zussen-Bolder), zoekəl (s-Herenelderen), žoekel (Zichen-Zussen-Bolder), žoekəl (Widooie), žokkel (Vaals, ... ), èn schokkel (Wellen), ən schookəl (Boorsem), ən sjokkel (Boorsem), ən sjòkəl (Elen), ən sokəl (Koninksem), ən sXokəl (Elen), ən sògəl (Leut), ən sòkəl (Kanne), ən šokkəl (Kanne, ... ), ən šokəl (Kortessem, ... ), ən šŏGəl (Lanklaar), ən šògəl (Rekem), ən šòkəl (Rekem, ... ), (Zussen)  zjoekel (Zussen), /  Chokkel (Kerkrade), chokkel (Lauw), de sjokkel, (-e)/(-s) (Kanne), djoekel (Riemst), schoekkel (Dilsen), schokel (Rotem), schokkel (Eisden, ... ), schokkel !? (As), shokkel (Bunde, ... ), sjoegel (Melick), Sjoegkel (Montfort), sjoegkel (Roermond, ... ), sjoekel (Kessenich, ... ), sjoekgel (Linne), sjoekkel (Membruggen), Sjoggel (Eijsden), sjoggel (Elen, ... ), sjogkel (Echt/Gebroek, ... ), sjogkel/ (Maastricht), sjokkel (Amstenrade), Sjokkel (Elen), sjokkel (Elen, ... ), Sjokkel (Grevenbicht/Papenhoven), sjokkel (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), sjooggel (Geistingen), sjoukel (Sittard), sjógkel (Echt/Gebroek, ... ), sjókgel (Maaseik), sjókkel (Maaseik, ... ), sjôgkel (Maaseik), sjôkkel (Kessenich, ... ), zjoekel (Val-Meer, ... ), zjoekkel (Zussen), 1 werd in Leut gezegd.2:in Mechelen a/de Maas  sjogel (Leut), sjokel (Mechelen-aan-de-Maas), 3, [*103]  šoeGGəl (Roermond), [...] Q 12 driemaal sjokkel, eenmaal schommel  sjokkel (Rekem), [oudere benaming]  sjôkkel (Grathem), As t kèrmis wes stonte de klein en de groute sjokkele in t dorp: Als t kermis was stonden de schommels in het dorp.  sjokkel (Kortessem), De kinjer zin op de - en de wip aan t sjpele.  sjoegkel (Swalmen), de kk met een enigszins neusklank uitspreken  schokkel (Amby, ... ), De sjògkel oppe kirmes (luchtschommel).  sjògkel (Echt/Gebroek), Duitse "sch  schokkel (Gulpen, ... ), franse balancoire  schokkel (Lontzen), g als in Garçon  schjoegel (Maasbracht, ... ), sjoegel (Maasbracht, ... ), sjoekel (Vlodrop, ... ), sjogel (Stevensweert, ... ), sjoggel (Maastricht), g=stemmhebbende k zoals in garçon  schoegel (Horn), gg wordt zeer zacht uitgesproken  sjoggel (Maastricht, ... ), gg=zachte k  schoggel (Maastricht, ... ), gk=zachte k  sjoegkel (Maasniel, ... ), het touw heet koo-et (het e is een schwa)  žokkəl (Vaals), Hgd. Schaukel.  schokkel (Valkenburg), j"uitspreken al "zj", dus zjoekel (ik vind het ook bij het vervolg moeilijk om het precies te schrijven zoals ik het uitspreek ; er kunnen dus onduidelijkheden ontstaan !  joekel (Val-Meer), korte oe  ən zoekəl (Zichen-Zussen-Bolder), Mnl. schocke: schommel.  sjokkel (Gronsveld), mv - s, -e  de sjokkel (Kanne), NB sjokkelepiet: kermistenter [sic].  sjokkel (Boorsem), Nhd. Schaukel; Mhd. schoc, schocke; Mnd. schucke; Rh. Wb. VII, Karte VII, 22. Schaukel.  šogəl (Meeswijk), oe heel kort, g als in Garçon  sjoegəl (Pey, ... ), Opm. Ned. k.  schŏkkel (Heer), Opm. zachte k.  schoekel (Montfort), Opm. zo wordt het ook genoemd.  sjoe gu⁄l (Asenray/Maalbroek), puntje boven elke g  šoggəl (Maastricht), Sjoegkel = du. Schaukel.  sjoegkel (Roermond), Sub schommelen: De sjokkelepie steit oppe kèrmis mèt zen sjokkelen: foorkramer met schommels.  sjokkel (Uikhoven), Verhoeven, M. (1965), De Schommel in de Nederlandse Dialecten, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXXIX, pag. 91-167.  sjokkel (Welkenraedt), vgl. pag. 196 sub op, bw.: De sjoegkel geitj op en neer (de schommel gaat op en neer).  sjoegkel (Herten (bij Roermond)), zachte k  soggel (Borgharen), zachte "k  sjokkel (Haelen), zachte g  sjokkel (Borgharen, ... ), schom?: schom (Achel, ... ), schommel: chommel (Baarlo), een schommel (Hasselt), schoemel (Genk, ... ), schoemmel (Oostham), schom-mel (Blitterswijck), schomel (Maasbree), schommel (Beringen, ... ), schoomel (Blerick, ... ), schōōmel (Horst), schŏmmel (Blerick, ... ), schŏŏmmel (Arcen, ... ), schòmmel (Velden), schómmel (Venlo), schômmel (Blerick, ... ), schùmmel (Broeksittard), sjomel (Kessel, ... ), sjommel (Beegden, ... ), sjoməl (Reuver), sjoommel (Baarlo, ... ), sjoëmmel (Panningen), sjōmmel (Steyl), sjōməl (Roermond), sjŏĕmmel (Posterholt), sjŏŏ-mel (Vijlen), sjŏŏmmel (Reuver), sjoͅməl (Meijel, ... ), sjūməl (Opglabbeek), sjŭmmel (Herten (bij Roermond)), sjómmel (Meijel), sjômmel (Panningen), sxoməl (Venlo), sxŏməl (America, ... ), sxoͅməl (Venlo), šommul (Kessel, ... ), (kermisspel).  sjommel (Helden/Everlo), (o klank dof uitspreken).  schommel (Blerick), (o; neigd naar een oo)..  schommel (Venlo), /  chommel (Genk), schoemel (Echt/Gebroek), schommel (Godschei), schoomel (Schinnen), schómmel (Velden), shommel (Godschei), sjoemel (Kessenich), sjommel (Amstenrade, ... ), sjómmel (Meijel, ... ), sjômmel (Tegelen), [...] Q 12 driemaal sjokkel, eenmaal schommel  schommel (Rekem), [...] Q 2 viermaal schok en eens schommel.  schommel (Hasselt), als er een bak aan zit  schommel (Geysteren), begint het dialectwoord te verdingen  schommel (Venlo), de o is bijna een oo  sjommel (Steyl, ... ), de o ligt tussen de o en oe  šjomməl (Heythuysen), De schoemels zien dr wèr óp de kèrmes.  schoemel (Gennep), J.V.: schòmmel.  schoemel (Venray), navorming  šjoemel (Brunssum), o is dof  schommel (Heijen), o uitspreken als oo maar kort  schommel (Venlo, ... ), O.V.: schoemel.  schòmmel (Venray), oo iets verkorten  sgooməl (Hout-Blerick, ... ), Ook: dikke onhandige vrouw.  schómmel (Meerlo, ... ), Opm. oo kort uitgesproken.  schōmmel (Sevenum), rööje is in het noordlimburgs op-en-neer of heen-en-weer gaan  schoemel (Gennep), soms  schommel (Horn), Syn. jòkkel [vgl. pag. 210].  sjòmmel (Bree), Vorige generaties noemden dit volgens mij een vaar, maar ik heb dat nooit gehoord.  schómmel (Venlo), vr. = vrouwelijk genus  èn schoemel (vr.) (Ottersum), Zie sjoegkel.  sjómmel (Swalmen), schuit: schoet (Arcen, ... ), schōēt (Arcen, ... ), schuitje: schuitje (Gulpen, ... ), schuùtsje (Gulpen), /  sjuutje (Susteren), i.e. de bak apart!  sjuutje (Maasniel), sturejan: stuurrejan (Meijel), styrəjan (Meijel), /  stuurrejan (oud) (vero.) (Meijel), suur: də suur (Eksel), een suur (Achel, ... ), een sûr (Heppen), en suur (Beringen, ... ), in suur (Helchteren), n seur (Kaulille), n sieër (Peer), n suur (Achel, ... ), n suuër (Beverlo), n sūūr (Hamont), s"r (Lozen), seer (Meeuwen, ... ), seur (Kaulille, ... ), seur of sø:r (Kaulille), sier (Linde, ... ), sīr (Peer), sjuur (Paal), suer (Lommel, ... ), suuer (Eksel), suur (Eksel, ... ), suuër (Beverlo), suèr (Paal), sūūr (Meldert, ... ), sūūər (Sint-Huibrechts-Lille), ən sier (Peer), ən sur (Beringen), ən suur (Kwaadmechelen, ... ), ən suuər (Hamont), ən sūūr (Hamont, ... ), ən sūər (Neerpelt), ən sy(3)̄r (Eksel, ... ), ən syr (Overpelt), ən syər (Neerpelt), ən søͅjər (Paal), /  n suur (Lommel), seu:r (Kaulille), seur (Kerkhoven), sier (Peer), suer/suur (Meldert), suujer (Lommel), suur (Achel, ... ), suûr (Eksel), [Met afbeelding].  seur (Kaulille), [NB L 360 en L 317: jokkel, L 355 normaal sier; suur komt nog iets noordelijker en/of westelijker voor].  suur (Peer), B.v. Stuen er suren op-pe kèrmes?  suur (Achel, ... ), De seer is kapot.  se:r (Meeuwen), lange eu  seur (Kaulille), Staat er een suur op de kermis?  sy(3)̄ər (Lommel), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  sy(3)̄r (Achel, ... ), werkwoord seuren  n seur (Kaulille), Zie A. Weynen in Onze Taaltuin, Jg. VI, 1937-1938, blz. 392.  sy(3)̄ər (Hamont), Ùp-e kèr"mes stùne de suure.  suur (Beverlo), touter: [sic]  nə ty(3)̄əteͅr (Leopoldsburg), trapeze (<fr.): trapize (Tessenderlo), naast suur  trapèze (Tessenderlo), turnrek: ook wel", naast sjokkel  toe.ərnräk (Vaals), soms  toe-ərn räk (Vaals), vaar: vaar (Blerick, ... ), (ook).  vaar (Venlo), Vaar is een oude schommelbenaming in L 269 (eigenlijk "wip"), L 271, L 296 en L 40.  vaar (Blerick, ... ), Vorige generaties noemden dit volgens mij een vaar, maar ik heb dat nooit gehoord.  vaar (Venlo), Weej hebbe ein - in dn haof.  vaar (Venlo), werkword is "raa.re  v}aa.r (Venlo), wieg: weeg (Neer), wikkewaan: wikkewaan (Panningen), wikkewane (Helden/Everlo, ... ), evenals sjommel  wikkewaan (Panningen), wikkewane (Panningen), wip: wip (Wellerlooi, ... ), wipper: wip(p)er (Lottum, ... ), wip-per (Blitterswijck), wipper (Leunen, ... ), wĭpper (Swolgen), [oudere benaming]  wipper (Wellerlooi), zwier: zwier (Leopoldsburg), ən zwīər (Leopoldsburg), zwik: de zwik (Loksbergen), een zwik (Lommel), ien zwik (Sint-Truiden), n zwik (Sint-Truiden, ... ), zwiek (Sint-Truiden), zwik (Halen, ... ), ən zwek (Kanne), ən zwik (Sint-Truiden), /  zwik (Halen, ... ), Ook dim. zwiekskes.  zwiek (Hasselt), Z.o. zwik.  zwiek (Hasselt), zwingel: zwengel (Sevenum, ... ), zwèngel (Melderslo, ... ), [oudere benaming]  zwiŋəl (Hout-Blerick), id. [naast schommel]  zwiŋəl (Blerick), naast schommel  zwingel (Melderslo), Opm. de eerste e ligt tussen ´ en Ô.  zwengel (Sevenum), zwingeltje: e zwingelke (Bilzen), zwinkelke (Bilzen), zwok: də zwòk (Gelinden), een zwok (Jeuk, ... ), en zwok (Borlo), n zwok (Jeuk), zwo-ek (Weert), zwoek (Hunsel, ... ), zwok (Borlo, ... ), zwòk (Weert), zwôk (Grathem, ... ), zwək (Mielen-boven-Aalst), ən zwok (Engelmanshoven, ... ), /  zwok (Gingelom, ... ), zwók (Weert), [...] zwokgebied rond P 218 [...]  zwok (Borlo), [oudere benaming]  zwoek (Roggel), De kinderen spelen gaarne op de zwok.  zwoͅk (Niel-bij-St.-Truiden), De zwókke vanne Metser (uit Weert).  zwók (Weert), dit wordt is aan het verouderen  žwoek (Heythuysen), kleine schwa bovenaan achter de e  eən zwok (Borlo), suur: België (- Bocholt en Lozen), Gastel.  zwoͅk (Weert), uitspraak als de o van hond, doch niet rond en veel korter  zwok (Weert, ... ), zwokplankje: zwo-ekplenske (Weert) [SND (2006)](houten) schommel [SND (2006)] || *Schok2: Schommel. || / [SND (2006)] || 1. Schommel. || 1. Speeltuig. || [Feest - kermis]: Schommel. || [Schommel]. || b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || een schommel [SND (2006)] || Een schommel (Fr. balancoire). [ZND B1 (1940sq)] || het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip] [N 112 (2006)] || Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Het speeltuig waarop iemand heen en weer zwiert? (zie tekening) [WVD 153 (2005)] || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || I. Schommel (speeltuig). || II. Schommel. || III. *Schok: Schommel. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || Noemde men dit speelgoed vroeger misschien met een andere naam? Zo ja, met welke? [DC 19 (1951)] || Schoggel: Schommel. || Schok: schommel. || schokkel [SND (2006)] || Schollel [SND (2006)] || schomel [SND (2006)] || schommel [SGV (1914)], [SND (2006)] || Schommel bestaande uit een dik touw, waarvan de uiteinden aan een boomtak zijn bevestigd, met een jutezak in de lus. || schommel op kermis [SND (2006)] || Schommel, dikke vrouw die zich schommelend voortbeweegt. || Schommel. [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)], [ZND 14 (1926)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || schommel/ [SND (2006)] || Schommel: een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft. || Schommel: Kermisschommel. || Schommel: slingerplank. || Schommel; wip. || schommelwipwap [SND (2006)] || Seer: schommel. || Sjoegkel*: schommel. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)] || Sturejan: een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft. || sturenjan [SND (2006)] || Suur: schommel. || Zwik: 2. Schommel (kermis). || Zwok: (Kinderspel) Schommel. III-3-2
schommelen bommelen: boommele (Maasbree), doen gaan: doen goin (Loksbergen), jokkelen: jo(o)kele (Veldwezelt, ... ), jokiləŋ (Bree), jokkele (As), jokkelen (Opitter), jokələ (Bree), jókelen (Bree), jókk`le (Bocholt, ... ), jókkele (As), /  jo(o)kele (Veldwezelt), jokkelen (Bree), Sub jòkkel.  jòkkele (Bree), jokken: joeke (Ell, ... ), Jôk: schommel.  jôkke (Neeritter), mokken: moeke (Beesel), moekke (Swalmen), rijschokkelen: Cfr. Kiliaen: Rijdschot.  rijschogkele (Maaseik), ruien: ruie (Oirlo), räöje (Meerlo, ... ), rø͂ͅjə (Gennep), Pas óp, as ge nog èkkes rööjt óp dèn tak, brèkt ie af.  rööje (Gennep), schikkelen: ook het werkw.sjikkelen, ik sjikkel, enz.. bestaat en wordt gebruikt  sjikkelen (Lauw), schokkelen: schoekele (Montfort, ... ), schoggelen (Geistingen, ... ), schokkele (Eys, ... ), schokkelen (Geistingen, ... ), schókkele (Meerlo, ... ), sjgkkele (Elsloo), sjoakele (Terlinden), sjoegkele (Heel, ... ), sjoegkële (Herten (bij Roermond)), sjoekele (Herten (bij Roermond), ... ), sjoekelle (Posterholt), sjoggele (Eijsden), sjoggelen (Elen), sjogkele (Maastricht), sjogkələ (Echt/Gebroek), sjokgele (Stokkem), sjokkele (Bocholtz, ... ), sjokkelen (Stein), Sjokkellen (Elen), sjokələ (Amstenrade, ... ), sjoukkelle (Vlodrop), sjoukələ (Maastricht), sjoͅGələ (Maastricht), sjoͅgələ (Susteren), sjoͅkələ (Eys, ... ), sjuGələ (Kapel-in-t-Zand), sjūGələ (Swalmen), sjūkələ (Roermond), sjògkele (Bree), sjógkele (Kinrooi), sjókkele (Heerlen, ... ), sjôgkele(n) (Maaseik), sxogələ (Hasselt), sxøͅkələn (Born), šogələ (Meeswijk), ṣòkele (Montzen), (ww.)  sjokkele (Kanne), /  schokkele (Eisden, ... ), sjoegele (Melick), sjoegkele (Roermond), Sjoegkele (WW) (Montfort), sjogkele (Echt/Gebroek), sjokkele (Elsloo), sjokkelen (Neerpelt), sjokkelle (Heerlen), sjógkele (Echt/Gebroek), sjôkkele (Stevensweert), zjoekelen (Zichen-Zussen-Bolder), 7, 106  šoeGGələ (Roermond), De kènjer zeen aan t sjògkele op het greuske.  sjògkele (Echt/Gebroek), De sjokkelepie steit oppe kèrmis mèt zen sjokkelen: foorkramer met schommels.  sjokkelen (Uikhoven), Hgd. schaukeln.  schokkele (Valkenburg), Iteratief bij de onder schok genoemde ww., met Inlautverzachting -kk- &gt; -gg-.  dzjoegele (Hasselt), NB djoe-gê-lê schudden.  djoe-kê-lê (Widooie), Sjoegkel = du. schaukeln.  sjoegkele (Roermond), Sub sjòkkë. Minder.  sjòkkëlë (Tongeren), ww.  sjokkele (Kanne), schokken: schogge (Alken), schokke (Genk, ... ), schokken (Heusden, ... ), schokə (Zonhoven), schókke (Zolder, ... ), sjokke (Bilzen, ... ), sjokken (Beverst, ... ), sjokkë (Hoeselt), sjòkkë (Tongeren), sjókke (As), sxokə (Hasselt), ṣòkə (Montzen), zjokken (Meeuwen), #NAME?  schókke (Zolder), /  schokke (Genk), shokke (sjokke) (Eigenbilzen), sjokke (Bilzen, ... ), sjokken (Vliermaal), mn. [minder] sjòkkëlë  sjòkkë (Tongeren), schommelen: schoemele (Gennep, ... ), schomele (Maasbree), schommele (Blerick, ... ), schommelen (Godschei, ... ), schòmmele (Venray), sjomele (Thorn), sjommele (Beesel, ... ), sjomələ (Reuver), sjōmələ (Roermond), sjoͅmələ (Meijel, ... ), sjūmələ (Opglabbeek), sjòmmele (Bree), sjómmele (Kinrooi, ... ), sxomələ (Venlo), sxoͅmələ (Venlo), /  Schommele (Venlo), sjommelen (Mechelen-aan-de-Maas), sjómmele (Thorn), Mod.  sjómmele (Posterholt), vgl. schoegele, 1. Schommelen; dae stool schoegelt ein bietje die stoel schommelt een beetje.  schómmele (Venlo), vgl. Vanderhoeven (1965): schoemolen?!  schoemməlen (Kwaadmechelen), schommeltje varen: schommelve vare (Venlo), schuitje varen: schuitje varen (Venlo), sjoeteren: (Sj= tj = t.) Geh. Beverloo. Aan den brabantschen kant gaat de t wel eens over tot tj, ts, sj, s. In Schuermans vindt men nog al dik sj om de Maaslandsche uitsp. van sch te verbeelden. (t Daghet in den Oosten V, 9)  sjoeteren (Beverlo), sturejannen: stuurrejanne (Meijel), styrəjanə (Meijel), sturen: sture (Meijel), suren: meisjes: suuren (Eksel), seren (Meeuwen, ... ), seu:re (Kaulille), seure (Kaulille), seuren (Kerkhoven, ... ), sure (Stal), suren (Eksel, ... ), suueren (Eksel), suujeren (Lommel), suure (Beverlo), suuren (Achel, ... ), suuərən (Hamont), sy:ərə (Eksel), (ww.)  suren (Eksel), /  suren (Kwaadmechelen, ... ), suûren (Eksel), Afl. van suur.  sy(3)̄ərə (Hamont), B.v. De jung hemmen den hie-j-elen daag gesuurd!  surən (Achel, ... ), De kinderen heben den hele voormiddag geseerd.  sê.rə (Meeuwen), Van de wortel sue(i) = biegen, drehen, schwingen. Nd. swiren, nl. zwieren.  sy(3)̄ərən (Lommel), varen: werkword is "raa.re  v}aa.re (Venlo), weren: wère (Eigenbilzen), zwieren: zwieren (Leopoldsburg), zwikken: zwikke (Sint-Truiden), zwikke op een zwok (Jeuk), zwingelen: zwengele (Sevenum, ... ), zwokken: zwoeke (Tungelroy, ... ), zwokke (Vorsen, ... ), zwokken (Jeuk), zwókke (Nederweert, ... ), Sub zwók.  zwókke (Weert) / [SND (2006)] || 1. Heen en weer bewegen. || 1. Schommelen. || 1. Zie jòkkele [Schommelen]. || 2. Op en neer gaan, schommelen, het bewegen van een getuid [getouwd] voorwerp. || 2. Schommelen. || b) zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen] [N 112 (2006)] || Herhaaldelijk op en neer of heen en weer bewegen met schokkende bewegingen; ook: schommelen: de wieg [wieg] schókkelt. || Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || I. Schommelen (in schommel). || I. Schommelen, wippen. || II. Schommelen. || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || Met de schommel (rijschogkel) spelen. || Op (of: als op) een schommel heen en weer doen bewegen. || Schoggelen: 1. Schommelen. || Schokken: *2. Schommelen. || Schokken: *Op en neer zwieren in een schok (III) [schommel]. || Schokken: *Schokkelen, met vlugge, korte bewegingen op en neer gaan. || schommelen [SND (2006)] || Schommelen (kinderspel). || Schommelen (vermaak). || Schommelen, heen en weer gaan. || Schommelen. [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Schommelen: a) op (of: als op) een schommel heen en weer bewegen of doen bewegen. || Schommelen: zich op een schommel heen en weer bewegen. || Schommelen; waggelen; zoeken (de zaak overhoop halend). || Sjoegkele*: schommelen. || Sturejannen: zich op een schommel heen en weer bewegen. || Sueren, toeteren, schommelen, schokken. || Suren: schommelen. || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schommelstoel schokkelstoel: šuqəlštōl (Herten (bij Roermond)) schommelstoel III-2-1
schonen poetsen: putsǝ (Alken, ... ), schoonmaken: skunmǭkǝ (Kerkom), sorteren: sortērǝ (Swalmen), triëren: trijērǝ (Horn, ... ), trijērǝn (Horn, ... ), zuiveren: zuiveren (Arcen) Het graan na aankomst in de mouterij reinigen en sorteren. Daarbij worden gebroken en te kleine korrels alsmede onzuiverheden uit het brouwgraan verwijderd. Het type "triëren" (L 318, L 325, L 331, Q 32) duidt aan met welk apparaat het schoonmaken gebeurt. In P 180 gebruikt men een wan om bij het reinigen het stof te verwijderen. Zie ook de lemmata ''wanmolen'' en ''trieur''.' [N 35, 8] II-2
schoof schoof: šø̜jf (Ell), šǫwf (Schimmert, ... ), šǭwf (Klimmen), schoofje: šęfkǝ (Diepenbeek), schop dekstrooi: šǫp dękstryj (Borgharen, ... ) Schoof dekstro die geschud is. Het schudden wordt vooral gedaan om onkruid en gebroken halmen uit het stro te verwijderen. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 ev. [N F, 2] II-9
school school: de jeung zien no de school (Achel), de jieng zeen no sjo:l (Gerdingen), de jing zeen no de school (Bree), de jing zeen noo de sjool (Meeuwen), de jing zien no sjol (Genk), de jing zijn ne de school (Peer), de jing zin no schoal (Hasselt), de jong z`n na de schooel (Lommel), de jong zien naô school (Achel), de jong zien ne de school (Hamont), de juink zen no t scheuel (Hasselt), de jung sien ne de schooel (Overpelt), de jung zeen nao de schoul (Kaulille), de jung zeen nao de sjool (Reppel), de jung zen na de school (Helchteren), de jung zen nao school (Hechtel), de jung zien no de school (Hamont), de jung zijn nao de school (Houthalen), de kee-er zen in de skaul (Jeuk), de keenger zin ne schoo-el (Ulbeek), de kei-er zin no de schoul (Sint-Truiden), de keijner zien no sjol (Mechelen-aan-de-Maas), de keinger sen no schoowel (Hoepertingen), de keinger zen nao sjoeil (Wintershoven), de keinger zen ne de schaul (Wilderen), de keinger zen no de schoul (Sint-Truiden, ... ), de keinger zen no de skau-el (Muizen), de keinger zen nou de schooal (Wellen), de keinger zijn no school (Zepperen), de keinger zin no schaol (Brustem), de keinjer zeen nò sjoel (Maaseik), de kener zeen no choal (Opoeteren), de kener zen no de school (Hasselt), de kenger zen nao skaoul (Jeuk), de kenger zen no de school (Sint-Truiden), de kenger zen noi de sjooil (Diepenbeek), de kenger zen not school (Waasmont), de kenger zin nao ts scheul (Hasselt), de kenjer zen nao de school (Mechelen-aan-de-Maas), de kenner zen nao schoal (Waltwilder), de kenner zen no de school (Genk), de keujer zeen nao chaol (Neeroeteren), de kieener zen no de sjooel (Diepenbeek), de kijnger zijn ne de schoel (Hoepertingen), de kinder zien nao sjaol (Maastricht), de kinder zien naô school (Achel), de kinder zin no de school (Zichen-Zussen-Bolder), de kindere zin nao schol (Bilzen), de kinderen zeen nao school (Kaulille), de kinderen zen nou de school (Landen), de kinderen zien noo school (Lanaken), de kinders zèn naor school (Lommel), de kinger z`n naot school (Waasmont), de kinger zen nao de schoel (Stevoort), de kinger zen not school (Attenhoven), de kinger zin noë schoel (Stokrooie), de kinnen zijn neu de school (Peer), de kinner zin noue sjoeal (Koninksem), de kinneren zen ne schoul (Halen), de kènjer zien nao de sjool (Neeroeteren), de sjoal (As), de wichten zien naô school (Achel), de wichter of de jing of de kenner zeén noa de schoŏl (Gruitrode), de wichter zeen nao de sjool (Bocholt), de wichter zeen nao sjool (Bocholt), de wichter zeen no school (Kaulille), de wichter zen no school (Zonhoven), de wichter zien no school (Neerpelt), de wichter zijn no school (Kaulille), de wichter zin nao school (Hechtel), də jyŋ zen noͅ tsxōl (Neerhespen), də jøn zin no də sgoəl (Neerpelt), də keiŋər sin sxowlə (Sint-Truiden), də keiŋər zən no də sxuəl (Gutshoven), də kejŋər zen nə sxuəl (Rijkel), də kendər zin no sxoəl (Neerpelt), də kendər zin no sxōəl (Hamont), də kenjər zēn noa schūl (Maaseik), də keŋər zaən nə də sxuwəl (Ulbeek), də keŋər zeͅn nə də sxuwəl (Alken), də kēͅŋər zeͅn no šōul (Guigoven), də keͅiŋər zeͅn noͅ šōəl (Diepenbeek), də keͅŋər zeͅn notsxōl (Halen), də kindər zin nə də sxol (Neerpelt), də kinər zin nōͅ də šōl (Mopertingen), də kiŋər zen not skōl (Walsbets), də kiŋər zenot sxōul (Landen), də kənər zen nōͅ tšōͅl (Opgrimbie), də šōl op (Genk), də wixtər zin inə sxoəl (Overpelt), də wixtər zin noə sxoəl (Overpelt), jung zèn nou school (Helchteren), kaenjər zeen nao soel (Dilsen), keinjer zien no schùl (Lanklaar), kenjer zeen nao schaol (Neeroeteren), keͅŋər zən noə sxoul (Velm), kinjer zeen noa de sjoel (Elen), kinner zijn nor de schoel (Peer), kènjer zeen noa choel (Maaseik), kɛiŋər zin nau sul (Lanklaar), kɛŋjər zen naə sxul (Dilsen), kɛŋərzinə su:əl (Stokkem), no choeil (Maaseik), schaul (Wilderen), schouəl (Riksingen), sjaol (Amby), skoul (Borlo, ... ), sku.ul (Hoepertingen), skuol (Opheers), skuəl (Heers), sxo.l (Achel, ... ), sxo:l (Grote-Brogel, ... ), sxol (Bergen, ... ), sxoəl (Rukkelingen-Loon), sxōl (Lommel), sxoͅl (Gennep, ... ), sxoͅul (Duras), sxu.əl (Weert), sxul (Velden), sxuol (Groot-Gelmen), sxuul (Gutshoven, ... ), sxuəl (Alken, ... ), sxô.l (Hamont, ... ), sxô:l (Kaulille), šjol (Piringen), šo.l (Bree, ... ), šo.əl (Genk, ... ), šo:l (Bocholt, ... ), šoal (Geleen, ... ), šol (Meijel, ... ), šoəl (Beek, ... ), šōl (Eigenbilzen, ... ), šōͅl (Kanne, ... ), šo͂ͅl (Heer), šoͅl (Amby, ... ), šu.əl (Aubel, ... ), šul (Mheer), šuol (Munsterbilzen, ... ), šuoəl (Hoeselt, ... ), šuəl (Amstenrade, ... ), šūl (Stokkem), šūəl (Vlijtingen), šŭəl (Klimmen), šô.l (As), šû.l (Kinrooi, ... ), ṣxo.l (Hasselt), tskoͅul (Montenaken), tsol (Stevensvennen), tsxol (Halen, ... ), tsxoul (Nieuwerkerken), tsxoͅl (Gingelom, ... ), tsxoͅul (Binderveld, ... ), wechtər zēn noa də sjoal (Opglabbeek), zə zin nor sxol (Overpelt), hij`s op school  school (Kerkhoven), jung is onbeschofte taal  de jung zien no school (Neerpelt), moeilijk leesbaar.  de keinfer z`n nao choel (Maaseik), o kort uitspreken  de jong zien nŏ schoel (Hamont), schole goin naar school gaan  sxol (Sint-Truiden), School (schoollokaal).  šūəl (Welkenraedt), School(lokaal).  šōəl (Bilzen), School, schoolgebouw, schoollocaal.  šōl (Rekem), School, schoollokaal.  schōul (Sint-Truiden), voor jongens  op schowel (Lommel), voor subst. F: nogen&gt; nogen school  noͅgən šoͅl (Waubach) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || De school. [ZND 12 (1926)] || kostschool [ZND 40 (1942)] || school [RND] III-3-1
schoolbordenverf bordenverf: bordenverf (Diepenbeek), bǫrdǝvɛrǝf (Jeuk, ... ), bordverf: bǫrt˲vɛrǝf (Gulpen), schoolbordenlak: šuǝlbǫrdǝlak (Kerkrade), schoolbordenverf: sxuǝlbǫrdǝvɛrǝf (Maasbree), sxǫlbordǝvɛ̄rǝf (Meijel), šualbǫrdǝvɛrǝf (Schinnen), šuǝlbǫrdǝvęrǝf (Heel, ... ), šuǝlbǫrdǝvɛrǝf (Heerlen), šǭlbǫrdǝvɛrǝf (Buchten), schoolbordverf: šoǝlbǫrt˲vęrǝf (Herten), šuǝlbǫrt˲vɛrǝf (Klimmen) Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29] II-9
schoolcijfer cijfer: ciefer (Echt/Gebroek, ... ), cijfer (Geistingen, ... ), cĭĕffer (Broekhuizenvorst), siefer (Grubbenvorst, ... ), sieffer (Helden/Everlo), siefər (Schaesberg), noot: Van Dale: I. noot, 4. (in Belg.) cijfer (op school).  nôetə (Eupen), punt: peunt (Broekhuizenvorst, ... ), peuntə (Meterik), pu.nt (Zolder), punjt (Ell), punkt (Vaals), punt (Baarlo, ... ), punte (Eigenbilzen, ... ), punte (mv.) (Boorsem), punten (Bolderberg, ... ), puntj (Herten (bij Roermond), ... ), puntje (Herten (bij Roermond), ... ), puntjtj (Baexem), puntə (Beek (bij Bree)), puntən (Leut), pun’ə (Kwaadmechelen), pŭŭntə (Heppen), péúntə (Genk, ... ), pønt (Meeswijk), mv. puntje  puntj (Brunssum), Vgl. puntenkaart.  p"nt (Hamont), vroeger werd op de lagere school geen rapport gegeven  punt (Venray), Wéivuil punte hèt djéë op wiskunde?  punt (Kortessem), quotering: Van Dale: quotering, (in Belg.) 2. beoordelingscijfer, waardecijfer.  kwotĕring (Bree), uitslag: outslaag (Dilsen), uitslag (Aalst-bij-St.-Truiden), ujtslàəch (Oud-Waterschei) Beöordeling, cijfers. || cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)] || Punt. || Punt1: 1. (Het) punt (plaats, stip; waarderingscijfer, in Belg. schoolterm; onderdeel). || Punt: Punt. || Punt: Waardecijfer. III-3-1