29182 |
schemelskuil |
duivelskuil:
dȳvǝlskūl (L318p Stramproy),
schemelskuil:
šēmǝlskūl (L318p Stramproy)
|
De rechthoekige kuil onder het handweefgetouw waarin de treden of schemels op en neer bewogen worden door de voeten van de wever. Volgens de informant van L 318 is de benaming duivelskuil als volgt te verklaren. Een wever moet hangen tussen hemel en aarde bij het werken. Hij komt niet op de grond maar hij staat op de twee schemels. Waarom hangt die wever zo? Hij is te slecht voor Onze-Lieve-Heer en te goed voor de duivel, aldus de zegsman. [N 39, 40]
II-7
|
24897 |
schemeren |
avond worden:
⁄t wurt oavent (L432p Susteren),
de schemer houdt al:
də sxémər haytal (K357p Paal),
deemsteren:
diemsteren (L368p Neeroeteren),
t diemstert (L422p Lanklaar, ...
L372p Maaseik),
demeren:
Osp.
deêmere (L288a Ospel),
donker worden:
dónker wéére (L265p Meijel),
men kent wel het bovengenoemde!
’t wèèrd dónker (L384p Herkenbosch),
onbekend. Wel: het wordt donker.
twyrdoŋkəl (L372p Maaseik),
duister worden:
⁄t wuurt duuster (Q039p Hoensbroek),
duisteren:
deisteren (P056p Stokrooie),
grauw worden:
’t begint grauw te wèère (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
men kent wel het bovengenoemde!
’t wèèrd grauw (L384p Herkenbosch),
grauwen:
het begint al wa te grauwen (L286p Hamont),
yroͅ:wə (L210p Venray),
’t begintj te grawwe (L288a Ospel),
⁄t grouwe (L434p Limbricht),
het grauwen
t ràwə (L416p Opglabbeek),
het grouwt (werkwoord)
’t gràuwt (L422p Lanklaar),
half verlicht:
half verlicht (L216p Oirlo),
halfdonker:
halfdonker (Q039p Hoensbroek),
het is aan het schemeren:
Geen zelfstandig naamwoord; enkel het werkwoord wordt gebruikt.
(h)et ès an`t scheemere (Q002p Hasselt),
het schemert me voor de ogen:
’t sjeemert mich veur de auge (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
⁄t skimərt vər mən ougə (P188p Hoepertingen),
#NAME?
ət šemərt max foͅr gən owe (Q247p Sint-Martens-Voeren),
donker worden.
⁄t begos te sjemere veur m⁄n ōge (Q187a Heugem),
duizelieg.
het sjemert mig veur mien auge (L429p Guttecoven),
duizelig worden
’t sjiemert me vurde oe:ege (L265p Meijel),
Gezegd als het licht of een kleur te sterk voor de ogen is.
et sjeemertj mich (veur de auge) (L322p Haelen),
Nb. = niet in verband met het weer nl. sterretjes zien.
sîmərə vyrdən(dèin)oͅugə (L372p Maaseik),
t draait me voor de ogen, zo "misselijk"ben ik.
het sjeemert mich veur de auge (L383p Melick),
Wel bij bovenvermelde, maar niet bij scheiding tussen dag en avond. Toch is dit verschil erg vaag.
’t sjeemerde mich vör de auge (L290p Panningen),
in de schemeren zitten:
in de sjemere zitte leecht gedeil’telik aafsjèrme (L270p Tegelen),
retemieren:
Ja, als twee of meer mensen tussen licht en donker in n kamer rustig bij elkaar zitten
ze zitten te retemieren (L270p Tegelen),
schemeren:
et sjeèmert (Q039p Hoensbroek),
het begint te sjiēëmere (Q039p Hoensbroek),
scheemert (L269a Hout-Blerick),
scheimere (Q083p Bilzen),
schemere (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L431p Dieteren,
L431p Dieteren,
L246p Horst,
Q095p Maastricht,
L268p Velden,
L210p Venray),
schemere (schemerlempke) (L216p Oirlo),
schemeren (L269p Blerick),
schemert (L271p Venlo),
schēmere (Q098p Schimmert),
schiemere (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
Q118p Schaesberg,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
schiemeren (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
schieëmere (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
schiëmere (Q113c Vrusschemig),
schiëmeren (Q035p Brunssum),
schīemere (Q121c Bleijerheide),
schjemeren (Q020p Sittard),
schèèmere (L326p Grathem),
schémere (Q204a Mechelen),
sjeemere (L327p Beegden, ...
L265p Meijel,
L383p Melick,
L331p Swalmen,
L374p Thorn,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy),
sjeemerə (L429p Guttecoven),
sjeemərə (Q095p Maastricht, ...
L265p Meijel),
sjemer (Q015p Stein),
sjemere (L320a Ell, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L382p Montfort,
L427p Obbicht,
L329p Roermond,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
sjēmere (L417p As),
sjiemere (Q095p Maastricht, ...
Q112z Ten-Esschen/Weustenrade,
Q113a Welten),
sjiemero (L265p Meijel),
sjieëmere (Q119p Eygelshoven),
sjieë⁄mere (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
sjiĕmərə (Q117p Nieuwenhagen),
sjīēmere (L417p As),
sjmemere (L322a Nunhem),
sjîêmere (Q039p Hoensbroek),
sjîênərə (Q113p Heerlen),
sxemərə (Q078p Wellen),
sxē.mərə (Q002p Hasselt),
sxiəmərə (P047p Loksbergen),
sxèmərə (K358p Beringen, ...
P055p Kermt),
sxémərə .. (K358p Beringen),
sxɛimərə (P176p Sint-Truiden),
sɛmərən (L421p Dilsen),
šemərə (Q247p Sint-Martens-Voeren),
šē.mīren (L360p Bree),
šieͅmərə (Q079a Wintershoven),
šīmərə (L416p Opglabbeek),
tsxemərt (Q078p Wellen),
ut schemert (L269p Blerick),
veer zitte nog get te sjeëmere (Q196p Mheer),
zit gèr te schjemeren (Q020p Sittard),
ət sxēmərt (L422p Lanklaar),
’sjemere (L299p Reuver),
’t begint gauw te sjeeͅmere (L331b Boukoul, ...
L331b Boukoul,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen),
’t begint te schiemere (L192p Bergen),
’t begint te sjemeren (L290a Egchel),
’t sjeemertje (L320a Ell),
’t sjemert (L377p Maasbracht, ...
L294p Neer),
’t sjemert al vreug dees daag (L329p Roermond),
’t sjiemerjt (L330p Herten (bij Roermond)),
⁄t begint te sjeemere (Q020p Sittard),
⁄t schemert (Q098p Schimmert, ...
Q101p Valkenburg),
⁄t schjemert (Q117p Nieuwenhagen),
⁄t sjeemert (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
⁄t sjemert (Q095p Maastricht, ...
Q020p Sittard,
Q014p Urmond),
⁄t sjîêmert (Q039p Hoensbroek),
#NAME?
schemeren (P049p Donk (bij Herk-de-Stad), ...
Q095p Maastricht,
L427p Obbicht,
Q101p Valkenburg),
shiemere (Q121p Kerkrade, ...
Q095p Maastricht),
sjemere (L377p Maasbracht, ...
L386p Vlodrop),
sjīēmere (Q117a Waubach),
sxijəmərə (Q002p Hasselt),
sxīəməri (Q002p Hasselt),
⁄t sxēmərt (P046p Linkhout),
(bie ei schemerlempke).
schemeren (L289p Weert),
(bij het opgaan van de zon gezegd als er nog weinig licht is): t sjeemert.
sjeemere (L434p Limbricht),
(in de schemer zitten)
sjeimeren (Q204a Mechelen),
(overgang van licht naar donker)
sxémərən (K278p Lommel),
(s morgens en s avonds).
sjēmere (L417p As),
(t wordt dag/nacht).
⁄t sjieemert (Q121c Bleijerheide),
1) het vallen van de avond 2) rustig en stil in de schemering zitten
sjemeren (Q031p Spaubeek),
1) overgaan van licht naar donker. 2) s avonds alleen de schemerlampen aanhebben in de kamer.
sjemere (L270p Tegelen),
= gezellig bij elkaar zitten (rond de kachel bijv.) voordat de lamp (petroleumlamp) AANGESTOKEN werd. Andere uitdrukkingen (zie bijlagen): - gréllig wa@r = regen en vrij harde wind. - et raengelt dét et zeik//et güt = harde regen. - waaterkaat = koud wee
sjeemere (L332p Maasniel),
= hij bloost (vergelijk de studentenuitdrukking: Hij kachelt = Hij bloost
he schiemert (Q121p Kerkrade, ...
Q095p Maastricht),
= in de schaduw (schieëmer = schaduw) gaan zitten; ook schieëm = schaduw.
schieëmere (Q113p Heerlen),
= schemeren, b.v. als de avond begint te vallen en als je s avonds in t halfdonker zit.
schemere (L329p Roermond),
= stralen, schitteren
šímərə (Q176a Ketsingen),
als het donker wordt.
sjeemere (L381p Echt/Gebroek),
Als het na donker iets licht wordt.
et begintj te schemeren (L288a Ospel),
als het nog niet helemaal donker is zonder licht zitten.
sjemere (L331p Swalmen),
Als het s avonds donker begint te worden!
’t sjemert (L270p Tegelen),
als ¯t Nederl.
schemeren (L268p Velden),
bij morgen en avond.
sjemere (L378p Stevensweert),
d.w.z. t wordt stilaan avond.
⁄t sjeëmert al (Q196p Mheer),
dat is als de overgang s avonds van licht naar donker plaats heeft.
schiemere (Q117p Nieuwenhagen),
dit is t laatste daglicht - vlak voor t vallen v.d. avond
schiemeren (Q098p Schimmert),
Dit woord wordt gebruikt bij t vallen van de avond.
sjiemere (Q193p Gronsveld),
Dit wordt wel gebruikt als men nog even in het halfdonker wil zitten.
ja (schemeren) (L271p Venlo),
donker worden
sxiəmərə (Q002p Hasselt),
donker worden, ook figuurlijk
šēͅmərə (Q012p Rekem),
Donker worden.
schaemere (L266p Sevenum),
donker worden.
schemere (L268p Velden),
schemeren (L329p Roermond),
schiemeren (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
sxémərə (K317p Leopoldsburg),
Doorgaans wordt hiervoor het werkwoord gebruikt.
ṣymərə (L423p Stokkem),
duister worden (zelden gebruikt).
šémərə (L317p Bocholt),
het begint avond te worden
⁄t šžümərt (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
het begint licht of donker te worden
sjemere (Q100p Houthem),
Het naamwoord wordt niet gebruikt.
ət bəgint tə sxēmərə (P050p Herk-de-Stad),
Het sjummerde mich väör de ouge.
sjummere (L381p Echt/Gebroek),
het vallen van de avond
šēͅmərə (Q209p Teuven),
het wordt donkel
šeͅmərt (Q011p Boorsem),
Hieronder verstaan we: het gezellig bijelkaar zitten tussen licht en donker. Bv. "Laot ôs nag get blieve sjemere". (Maak nog maar geen licht aan). "Weej sjemere gaer". (Zitten graag tussen licht en donker). Enkele zegswijzen, betrekking hebbend op of verband houdend met het weer: "Friedigs waer - Sôndigs waer"Zoals t weer op Vrijdags is, zo zal t ook de daarop volgende Zondag zijn. "Bläoskes op t water - nag 3 daag raege""t raegent aaj wiever"(oude wijven) Buitengewoon zware regenbui. "De zôn kiek mig zoë verneukerig (bedrieglijk) Ze schijnt wel, maar meent er niets van; er zal wel regen komen. "Op dae vent kèns-se net zoë vuël op aan as op t waer"n Volkomen onbetrouwbaar persoon. "n Gezig wie zeve daag raegen"n Nors, stuurs en ontevreden gezicht.
sjemere (L270p Tegelen),
i.e. de schemering.
t schemert (Q002p Hasselt),
in de schemerdonker zitten (zonder licht)
sjemeren (Q095p Maastricht),
in de vooravond zonder licht in de kamer zitten.
sjemere (L426p Buchten),
In het halfdonker zitten.
schiemere (L289p Weert),
in overgang tussen licht en donker doezelend rond kachel zitten
sjeemere (Q032a Puth),
in t donker zitten
sjeemere (Q014p Urmond),
Langzaam donker worden.
sjemeren (L290a Egchel),
men kan moeilijk zien zonder verlichting en toch is het niet donker
⁄t sxemərt (Q078p Wellen),
met het woord schemeren wordt aangeduid, wanneer mensen s avonds in hun huiskamer zitten met "veel"schemerlampen aan en de gordijnen open!!
schemeren (Q016p Lutterade),
Nb. 1: Een andere betekenis van "sjeejmere"is niet helemaal (geestelijk) normaal zijn. Bijv. "t sjeejmert m al ei bitje"= je moet hem niet voor 100% nemen, hij haalt alles door elkaar. Nb. 2: "sjeejmere"wordt ook gebruikt in de betekenis van: iets duidelijk worden, een licht op gaan, langzaam begrijpen. Bijv. Toen begoor t mich te "sjeejmere"= Toen werd het mij duidelijk.
sjeejmere (L428p Born),
Nb. dit is gezellig samen zitten in de schemer.
sjeemere (L387p Posterholt),
Nb. worden beiden door elkaar gebruikt. B.v. ut schiemert; vier zitte te schemere.
schemeren (Q095p Maastricht),
Nb. worden beiden door elkaar gebruikt. B.v. ut schiemert; vier zitte te schiemere.
schiemeren (Q095p Maastricht),
Nb. wordt ook figuurlijk gebruikt. t begint mich te sjeemere (t wordt me hoe langer hoe meer onduidelijk.
sjeemere (L329p Roermond),
Nb. wordt t overgaan van licht naar donker genoemd. Men zegt ook "Hae zit get te sjeejmere": In de vroege avonduren wat zitten te praten of gewoon niets te doen.
sjeejmere (L428p Born),
nog wat in t donker blijven zitten voor het licht wordt aangemaakt
sjemere (Q014p Urmond),
opkomen v.d. zon s morgens
šeͅmərə (Q093p Rosmeer),
Opm. dit is oud Venrays!
schieëmere (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
overgaan van licht naar donker en omgekeerd
snèwərə (K278p Lommel),
overgang van licht naar donker of omgekeerd. Verder: het sjéemere mich veuur de ooge.
sjiemere (Q033p Oirsbeek),
overgang van licht naar donker.
het schemert (L210p Venray),
rond de kachel zitten
schemeren (Q020p Sittard),
s avonds bij elkaar zitten met weinig licht, hoogstens schemerlampjes.
sjemere (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
scheimeren (tussen licht en donker verkeren)
sxeͅimərə (P050p Herk-de-Stad),
schemere
sxēͅmərə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
schemere - bewegen van schaduw
šēmərə (L371p Ophoven),
schemere: donker worden of klaor worden (telkens grenssituatie wordt altijd onpersoonlijk gebruikt
šemərə (Q096c Neerharen),
schemeren
sxēͅmələ (P048p Halen),
schemeren (als het s morgens licht wordt)
šīəmərə (L416p Opglabbeek),
schemeren is de overgang van dag naar nacht.
schemeren (L269p Blerick),
schemeren.
sxémərə (K318p Beverlo),
schemeren: Bijzonder op de dorpen "sjemerde"men aan dn aovend veul. Dan zaten in de "sjheim", de mannen voor de poort en bespraken dan de dorpspolitiek; of de vrouwen zaten op de "luif"(binnenplaats van het boerenerf) en kletsten over de bijzonderheden van het dagelijks gebeuren, in hun dorp viel de duisternis in, trok men naar binnen
sjemere (Q020p Sittard),
schimmeren; het overgaan van licht naar donker
sxemərə (Q156p Borgloon),
schimmeren; wordt gezegd van iets blinkends wat men s nachts ziet
sxeməren (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
sjeemere - donker worden
šēmərə (L423p Stokkem),
sjemere
šēmərə (L423p Stokkem),
sjiemere
šī(ə)mərə (Q071p Diepenbeek),
sjimere:- vallen van de avond - opkomen van de dag
šemərə (Q077p Hoeselt),
sjimmere: het begint donker te worden
šemərə (Q077p Hoeselt),
sjimmeren
šĕmər⁄n (Q071p Diepenbeek),
steeds gebruikt als zelfstandig nw. in betekenis van het vallen v.d. avond.
schemere (K314p Kwaadmechelen),
t begint donker te worden
schemeren (Q020p Sittard),
t begon al iets te schemeren.
’t begos al get te sjemere (L325p Horn),
t invallen van den avond. sjeemerlicht (s morgens).
sjeemeren (L332p Maasniel),
t schemert
tšemərt (Q096d Smeermaas, ...
Q096d Smeermaas),
t schemert (valavond) = het is aan het donker worden
ət šēmərt (L420p Rotem),
t schiemert me voor de ogen, afwisselend schitteringen en donkerte voor de ogen - het beeld gaat weg en komt weer
šimərə (Q162p Tongeren),
t schimmert, t schemert: opkomen van de dag
t šemərt (Q076p Romershoven),
Tijdens de overgang van licht naar donker bij de schijnende kachel zitten, zonder licht te ontsteken.
sjeemere (L318b Tungelroy),
Tussen licht en donker in een kamer rustig verblijven.
schemeren (L271p Venlo),
tussen licht en donker.
schemeren (L269a Hout-Blerick),
sjiemere (Q193p Gronsveld),
van leeg nao dònker; s aovens met klein lampe kèpkes aon zitten.
sjemeren (Q104p Wijk),
van licht naar donker overgaan
šeͅmərə (Q178p Val-Meer),
Vb. In de vooravond van de winteravonden zit het boerengezin - voordat de lamp aangaat - te "sjeemere".
sjeemere (L292p Heythuysen),
vb. met spiegel de zon in iemands ogen weerkaatsen
sxēͅmərə (Q156p Borgloon),
voor licht dat doorschijnt. het sjemert mig veure ouge; sjeem = schaduw.
sjimmere (L382p Montfort),
vur de oeëge sjiemmere, voor de ogen schemeren
sjiemmere (L265p Meijel),
wanneer het donker begint te worden
sxeͅmərə (P218p Borlo),
weinig gebruikt = schemeren (waarschijnlijk noordelijk invloed)
šeͅmərə (Q095p Maastricht),
Wordt gebruikt voor zon duistering, dat men de lamp moet aansteken.
schīēmere (Q028p Jabeek),
wordt gebruikt zoals vermeld bij vraag 49!
sjieëmere (Q097p Ulestraten),
zalig niets doen totdat t licht aangaat; in de winter extra lang om licht te sparen bij t vuur v.d. haard.
schiemeren (Q198b Oost-Maarland),
zelfde gebruik als schemering in t ABN.
schemeren (Q105p Heer),
schijnen:
B.v. de schémerlamp schémêrt.
schijnen (schienen) (L373p Roosteren),
tussen dag en avond:
tussen dag en avond (Q113c Vrusschemig),
tussen licht en donker:
tösse leecht en dónkel (L374p Thorn),
vallen van de avond:
⁄t valle van de aovend (Q098p Schimmert)
|
aanbreken van de dag || donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)] || Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemeren [ZND m], [ZND m], [ZND m] || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
de schemer voor de ogen hebben:
ech heͅm də skēmər vör meͅn ugə (K357p Paal),
de sterren draaien voor mijn ogen:
datə steͅrə vør mən oͅugə draejə (Q096d Smeermaas),
de sterren komen mij voor de ogen:
de stjèrre kome mich veur de ouge (L322a Nunhem),
de stêre kwaome mich vur mèn oeëge (L352p Hechtel),
demer (zn.):
den demer (L295p Baarlo),
demeren:
⁄t daemert (L266p Sevenum),
dol worden:
dul zin (Q032a Puth),
ek woͅrt doͅl (K278p Lommel),
wurtj dôl (L289p Weert),
draaien:
alles drîêt mich (Q033p Oirsbeek),
het drîêt mich veuur mien ooge (Q033p Oirsbeek),
t dreit mich veur de auge (Q021p Geleen),
t dreitj mich veur mien ouge (L289b Leuken),
t dreitj veur mien ouge (L318b Tungelroy),
t drejt mich (Q096p Bunde),
t driênt zich vuur mieng oore (Q121p Kerkrade),
dret veur mech
drēͅje (Q162p Tongeren),
duisteren:
t duistert mich vur m`n auge (Q039p Hoensbroek),
duizelen:
t duuzelt mich (Q095p Maastricht),
t duuzeltj mich (L324a Leveroy),
ət dūūzəlt mich (Q112a Heerlerheide),
⁄t duuzelt mich vur de auge (L269b Boekend),
een schemer zien:
k siəj ənə sxeəmər (P175p Gingelom),
flauwe ogen hebben:
xəb flāw ōgə (Q188p Kanne),
flikkeren:
flikkere (Q091p Veldwezelt),
flikkere(n) (P176p Sint-Truiden),
hər zy(3)̄t sə flekərə (Q096d Smeermaas),
t fliekkert vuur meng ooge (Q119p Eygelshoven),
t flikkert mich veur mien aoge (L429a Berg-aan-de-Maas),
t flikkert veur mien auge (Q021p Geleen),
t flikkertj mich veurre ouge (L324p Baexem),
flimmern (du.):
flem.ərt me.x vø͂ͅr jən ow.ə (Q252p Moresnet),
glinsteren:
t xlenstərt mex fīr mən øͅygə (L416p Opglabbeek),
heel verduisterd zijn:
ich bèn hêjl verdöö.stert (Q153p Gors-Opleeuw),
maantjes zien:
ich zeen mönkes (L321p Neeritter),
schemeren:
`t sjeemert mich veur de auge. (Q014p Urmond),
`t sjemert mich veur de auge (Q014p Urmond),
chemeren (L371a Geistingen),
et sjiemert miech vuur de owwe (Q211p Bocholtz),
het schemert voor mijn ogen (Q002p Hasselt),
het schimmert mich vör men oje (Q080p Vliermaal),
het sjeemert mich (Q035p Brunssum),
het sjeemertj veur mien ouge (L374p Thorn),
het sjīēmert vuur gen ooge (Q039p Hoensbroek),
het sjéémert mééch vör jen oowe (Q255p Kelmis),
m`n ooge schemere (Q015b Kerensheide),
men auge schümmere (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
mie oge schiemere (L159a Middelaar),
mien aoge schemere (L269p Blerick),
mien oëge schiemere (L214p Wanssum),
mieng oege schiemere (Q117b Rimburg),
mieng ooge sjīēmere (Q117a Waubach),
min auge schiemere (Q036p Nuth/Aalbeek),
mn auge schīēmere (Q101p Valkenburg),
mən oYə šimərə (Q003p Genk),
mən ōugə sjimərə (Q162p Tongeren),
m⁄n ooge schiemere (L191p Afferden),
schemeren (K314p Kwaadmechelen),
schemert vur m`n auge (L288p Nederweert),
schiemere (L381p Echt/Gebroek, ...
Q113p Heerlen,
L210p Venray),
schimmer vor de auge (Q078p Wellen),
schimmeren (P188p Hoepertingen),
schéémert (Q104p Wijk),
sjeemert mich (L387p Posterholt),
sjeemertj (L320a Ell),
sjeermertj (L381p Echt/Gebroek),
sjemere (Q099p Meerssen, ...
L373p Roosteren),
sjēmere (Q012p Rekem),
sjiemere (Q198b Oost-Maarland),
sjimmere (Q091p Veldwezelt),
sjèèmere (Q101p Valkenburg),
sjéémere (Q086p Eigenbilzen),
skimmeren (P219p Jeuk),
skimmert voor ogen (Q240p Lauw),
sxemərt (L282p Achel),
sxiemərən (L414p Houthalen),
šem.ərt me.x vø͂ͅr jən ow.ə (Q252p Moresnet),
t begint veur mien ouge te schemere (Q096p Bunde),
t chemert (L332p Maasniel),
t scheemert mich (L321p Neeritter),
t scheemert veur m`n auge (L432p Susteren),
t scheemertj mich (L288p Nederweert),
t scheemertj mich vuur mien auge (L289p Weert),
t scheemertj vur m`n ouge (L289p Weert),
t schemerdje mich vör mien auge (L289p Weert),
t schemert (mich) veur mien auge (L271p Venlo),
t schemert mich (L270p Tegelen),
t schemert mich veur de auge (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
t schemert mich veur de augen (Q017p Elsloo),
t schemert mich veur m`n auge (Q098p Schimmert),
t schemert veur mien auge (Q098p Schimmert),
t schemert vur mien aoge (L378p Stevensweert),
t schemertj mich vèùr de auge (L324a Leveroy),
t schiemert mech vur men oowe (Q198b Oost-Maarland),
t schiemert mich veur de òòge (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
t schiemert mich vur m`n auge (Q039p Hoensbroek),
t schiemert mich vuur de ooge (Q121p Kerkrade, ...
Q113c Vrusschemig),
t schiemert miech vuur mn óoge (Q198a Mesch),
t schiemert vier mən øͅugə (L364p Meeuwen),
t schiemert vur mieng ooge (Q117p Nieuwenhagen),
t schiemertj (L289p Weert),
t schienert veur men oòge (Q112a Heerlerheide),
t schieëmert mich vuur de ooge (Q113p Heerlen),
t schimert mech ver n owe (Q251p Gemmenich),
t schjiemert mich vuur de ouge (Q112a Heerlerheide),
t schjimert mich vur mijn auge (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
t schummert veur m`n ouge (L424p Meeswijk),
t sjee.mert mich veu.r mien au.ge (L331b Boukoul),
t sjee.mert mīch vör de auge (L290p Panningen),
t sjeemert mich (L297p Belfeld, ...
L322p Haelen,
Q100p Houthem),
t sjeemert mich veur de aoge (L434p Limbricht),
t sjeemert mich veur de auge (L329p Roermond),
t sjeemert mich veur mien aoge (L329p Roermond),
t sjeemert mich vor gn oge (Q196p Mheer),
t sjeemert vèùr mīēn ôôge (L294p Neer),
t sjeemertj mich väöre ouge (L325p Horn),
t sjemer mich vur de auge (L270p Tegelen),
t sjemerde mich vurde auge (L295p Baarlo),
t sjemerde veur mien ouge (Q020p Sittard),
t sjemert mich (L329p Roermond, ...
L386p Vlodrop),
t sjemert mich veur de auge (L299p Reuver),
t sjemert mich veur de ouge (L331p Swalmen),
t sjemert mig veure ouge (L377p Maasbracht),
t sjemert veur m`n ouge (L426p Buchten),
t sjemert vur mien auge (L270p Tegelen),
t sjemertj mich veurre ouge (L324p Baexem),
t sjemertj mich vör de auge (L327p Beegden),
t sjemertj michg vèùr d`ouge (L328p Heel),
t sjemertj veur mien ouge (L321a Ittervoort),
t sjiemert mech veur de ouge (Q095p Maastricht),
t sjiemert mich vuuër de ooge (Q112p Voerendaal),
t sjiemert vuur meng ooge (Q119p Eygelshoven),
t sjiemert vuur mn oage (Q193p Gronsveld),
t sjiemmert mich vuur de ooje (Q121p Kerkrade),
t sjiemmert vuur mieng ooge (Q117a Waubach),
t sjieëmert mich veur de ouge (Q097p Ulestraten),
t sjieëmert mich vuer de ouge (Q111p Klimmen),
t sjimmerde mich gans veur de ouge (Q019a Neerbeek),
t sjimmert mich (L382p Montfort),
t sjimmert mich veur mien ouge (L426z Holtum),
t sjimmert mich vuur g`n oog (Q030p Schinveld),
t sjimmert vur mn owe (Q204a Mechelen),
t sjimərt vør mən ōugə (Q162p Tongeren),
t sjīēmert mich vuur de ooge (Q112b Ubachsberg),
t sjīēmert mich vuur de òòge (Q039p Hoensbroek),
t sjêêmert vûû de auge (Q111p Klimmen),
t sxemərt før mən uəgə (L312p Neerpelt),
t sxē(j)mərt før mən ūgə (P048p Halen),
t sximərt vør min u(ə)gən (L286p Hamont),
t sximərt vøͅr mən ògə (P175p Gingelom),
t sxiəmərt før min uəgən (L286p Hamont),
t šeimərt vīr mən øygə (L360p Bree),
t šemərt mex fīr min oͅygə (L416p Opglabbeek),
t šimərt mix vør mən ougə (Q162p Tongeren),
t šjemmərt vjer men ōge (Q094p Hees),
t šømərt vør mən òwgə (Q072p Beverst),
t ṣe:mərt fi:r mən o.ugə (L368p Neeroeteren),
tschēmərtvøͅrmənuwəgə (K353p Tessenderlo),
tschijəmərt vər mən uuəgə (K353p Tessenderlo),
tsxemərt vør mən uYe (Q002c Bokrijk),
tsxēmərt mex vörduəgə (L282p Achel),
ut schiemert mich veur de auge (L269p Blerick),
ut sjéémert miech (Q204a Mechelen),
əd bəgent tə šēmərə v".r mən oͅugə (L422p Lanklaar),
ət skimərt (P222p Opheers),
ət sxemərt mex... (L314p Overpelt),
ət sxēmərt før mən ūgə (L314p Overpelt),
ət sxeͅimərt vøͅr mən ūgə (P176p Sint-Truiden),
ət šømərt mex v"r mən oͅugə (L424p Meeswijk),
⁄t scheemert mig vur de oogen (L268p Velden),
⁄t schemert mich veur de aoge (L269p Blerick),
⁄t schemert m⁄n oge (L246p Horst),
⁄t schiemert (L191p Afferden),
⁄t schiemert me (L265p Meijel),
⁄t schiemert meej ien de oëre (L247p Broekhuizen),
⁄t schiemert meej vur de ooge (L214p Wanssum),
⁄t schiemert meej vur de oëge (L247p Broekhuizen),
⁄t schiemert mej vur de oëge (L216p Oirlo),
⁄t schiemert mien vur de ooge (L163p Ottersum),
⁄t schiemert vur mien oewege (L214p Wanssum),
⁄t schiemert vör men oge (L164p Gennep),
⁄t schiemert vör mien ooge (L163p Ottersum),
⁄t sjeemert mich vur de ouge (L270p Tegelen),
⁄t sjemert vur mien auge (L270p Tegelen),
B.v. as ge echt van iets verschiet schemert het wel in vehr d`oewehgen.
schemert (L355p Peer),
et sjemert
šemere (Q162p Tongeren),
Idem als Ndl.
mijn ogen schemeren (L360p Bree),
sterogen:
stēͅrugə (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
sterren zien:
ex si stärən vør də uəjən (L314p Overpelt),
ex zēn sterə (L317p Bocholt),
he ziet sterre (K318p Beverlo),
ich seen stare (Q095p Maastricht),
ich zeen sjtarre (Q111p Klimmen, ...
Q097p Ulestraten),
ich zeen sjtarre veur mien auge (Q014p Urmond),
ich zeen sjterre (L332p Maasniel),
ich zeen staare (Q095p Maastricht, ...
Q187p Sint-Pieter),
ich zeen sterre (L329p Roermond, ...
L318b Tungelroy),
ich zeen sterren (L371p Ophoven),
ich zie schterre (Q118p Schaesberg),
ich zie sterre (Q118p Schaesberg),
ich zien stäärchere (Q121p Kerkrade),
ich zoog de sjterre flikkere (L330p Herten (bij Roermond)),
iech zie sjteere (Q211p Bocholtz),
ik zie sterre (L246p Horst, ...
K317p Leopoldsburg),
ik zij sterre (L247p Broekhuizen),
ix seͅi̯ən starə (Q002p Hasselt),
schtarre zeen (Q101p Valkenburg),
sjtare vuur de ooge zêê (Q117p Nieuwenhagen),
sjtarre zeen (Q020p Sittard),
staire zien (P227p Vorsen),
sterre seen (L373p Roosteren),
sterre zien (Q015p Stein),
sterren zeen (Q012p Rekem),
sterren zien (P120p Alken),
stàè:re zeeën (L316p Kaulille),
stèrren zien (Q001p Zonhoven),
ṣtɛ̄rə ziə (Q253p Montzen),
x sēn stārə (Q188p Kanne),
x sin stārə (Q162p Tongeren),
sterretjes zien:
ich seen sterrukus (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
ich sein staarkes (Q002p Hasselt),
ich zeen sjterkes (Q100p Houthem, ...
L427p Obbicht),
ich zeen sterkes (L324p Baexem, ...
L324a Leveroy,
Q095p Maastricht,
L270p Tegelen),
ich zooch stèrkes (L297p Belfeld),
ich zîê sjterkes (Q112b Ubachsberg),
ik zeen sterkes (L271p Venlo),
ik zeen stèrkes (L271p Venlo),
ksin steͅrə⁄əs (K278p Lommel),
sjterkes veur de auge (Q020p Sittard),
sjterkes veure auge zeen (L330p Herten (bij Roermond)),
steͅrkəs ẓen (L369p Kinrooi),
stèirkes zien (P176p Sint-Truiden),
x sin steͅrkes (Q162p Tongeren),
Idem als Ndl.
ik zie sterretjes (L360p Bree),
sterretjes zien vliegen:
ik zeen sterkes vliegen (L268p Velden),
vonken zien:
voenken zien (Q071p Diepenbeek),
waas voor de ogen:
woas vur m`n oeëge (L353p Eksel),
wemelen:
`t wiemelt vier m`n aaige (Q005p Zutendaal),
t wemeltj mich (L382p Montfort),
t wiemelt vur m`n oeëgen (L353p Eksel),
wiemeren:
t wiĕmertj mich veur mien ouge (L287p Boeket/Heisterstraat),
ze zien vliegen:
Ik zie ze vliegen.
e.x se.n zə vlē:gə (Q252p Moresnet),
zwart voor de ogen:
`t wert mich zwart vur mèn oeëge (L352p Hechtel),
ich zeen t sjwart veur de ouge (L429p Guttecoven),
mich zwat vĕŭr de ôge wjeun (Q077p Hoeselt),
sjwats vuur de oge (Q121p Kerkrade)
|
Schemeren voor de ogen, sterretjes zien (het schemert mij/ voor mijn ogen, ik zie sterren, flimmeren, flikkeren). [N 109 (2001)] || schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
aan gen avond:
aa gen aovend (Q111p Klimmen),
aan gen nacht:
a gən nāət (Q248p Remersdaal),
aan gens avond:
aagoans aovent (Q192p Margraten),
avond:
dən ovət (P176p Sint-Truiden),
dən oͅvənt’ (L368b Waterloos),
avond, tussen licht en donker
o^vənt (P051p Lummen),
avonddonker:
aovuntjdônkel (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
avondlicht:
avondlocht (Q198b Oost-Maarland),
avondschemer:
aovendschiemer (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
avondslicht:
oaveslicht (L329p Roermond),
bij het vallen van de avond:
be ⁄t valə va dən oͅəvət (P188p Hoepertingen),
bij `t vallen van den oevət (P121p Ulbeek),
dag worden:
⁄t begint daag te wēre ⁄s morgens (Q098p Schimmert),
de dag is bijna om:
den daag is bijnwom (L426z Holtum),
de lamp onder de as:
het (loump) onder de asch (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
de maan was aan het opkomen:
Kan ook "mist"zijn; de informant geeft aan dat hij het niet zeker weet.
de mōō wass aont opkŏĕĕmĕ (Q003p Genk),
deemstering:
deemstering (P176p Sint-Truiden),
destering (K353c Hulst/Konijnsberg),
deͅmstəreŋ (Q093p Rosmeer),
demering:
dēͅmeriŋ (L360p Bree),
dommeling:
den dummeling (L159a Middelaar),
donker:
donkel (Q001p Zonhoven),
donkər (K358p Beringen),
dounkel (P172p Wilderen),
duŋkəl (P044p Zelem),
donkere, de:
den domkele (Q035p Brunssum),
duister:
(het) døstər (Q078p Wellen),
dester (K353c Hulst/Konijnsberg),
deuster (P197p Heers, ...
P219p Jeuk),
doͅəstər (P051p Lummen),
duister (P048p Halen, ...
K360p Heusden,
P188p Hoepertingen,
Q167p Koninksem,
P176p Sint-Truiden),
duster (L316p Kaulille),
dŭŭster (L286p Hamont),
duister
dø͂ͅəstər (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
duster (m.)
⁄døstər (L312p Neerpelt),
duisteravond:
duuster-aovend (Q111p Klimmen),
duusteraovond (Q101p Valkenburg),
duistering:
duusterring (L316p Kaulille),
duisternis:
dustərnis (Q079p Guigoven),
grauw:
grouw (L318b Tungelroy, ...
L289p Weert),
’t is (vreug) grauw (L330p Herten (bij Roermond)),
B.v. het waas aan `t grauw weren.
grauw (L368p Neeroeteren),
grauw, het:
grouwe (L269p Blerick),
het graawe (K314p Kwaadmechelen),
grauwe, de:
də gráwən (K278p Lommel),
griebelgrauw:
gribəlgrøyw (P054p Spalbeek),
halfduister:
de haaf-duusjtere (Q198p Eijsden),
halfduuster (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
halvenduisteren:
halvenduistere
hàləvəndøͅstərə (Q071p Diepenbeek),
het gaat op de avond aan:
uitdrukking!
et geit oppen aovend aan (L332p Maasniel),
het is aan de avond:
’t is aan den aovend (L299p Reuver),
het is licht en donker:
⁄t es lix eͅn doŋkəl (Q079a Wintershoven),
het vallen van de avond:
het valle van den oavendj (L317p Bocholt),
het valle van den oavent (L366p Gruitrode),
het valle van den oovend (Q078p Wellen),
het vallen van den oventch (L360a Gerdingen),
t vallen van den auvend (L355p Peer),
t vallen van den avond (L282p Achel),
t vallen van den oavend (Q084p Waltwilder),
t vallə van d`n oavend (K359p Koersel),
t valə van dən ōevənt (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
t valə van dən ōͅəvət (P120p Alken, ...
P120p Alken),
ut valen van den oe-auvend (L414p Houthalen),
’t valle v. den aovend (L268p Velden),
’t valle vannen aved.duuster (L353p Eksel),
’t veͅlə vanənàvəntš (L360p Bree),
⁄t valle van der oavend (Q116p Simpelveld),
in de avond:
(in de schemering).
in den oavent (Q110p Heek),
in de grauwe:
in de grauwe (L374p Thorn),
in het vallen van de avond:
in `t vallen van den oavend (L368p Neeroeteren),
in ⁄t valle van-en oavend (K318p Beverlo),
in ⁄t vulle v.d. oavend (L216p Oirlo),
kattengrauw:
kattegrauw (L322a Nunhem),
licht en donker:
leecht en doonker (L213p Well),
maanklaar:
moonklor
mònklōr (Q004p Gelieren/Bret),
scheem:
sjeim (Q204a Mechelen),
sjiëm (Q097p Ulestraten),
sjîêm (Q039p Hoensbroek),
1) n schaduw 2) n schimm (..?..)
ənə šēm (L423p Stokkem),
de scheem (mann.)
də sxēͅm (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Schaduw.
scheem (L288c Eind),
schemel:
schemer.
də šeməl (L372p Maaseik),
schemering; ouder woord
sxēͅməl (P048p Halen),
schemer:
chemer (L295p Baarlo, ...
L368p Neeroeteren),
de schiemer (L192p Bergen, ...
L192p Bergen),
de sjeemer (L332p Maasniel),
de sjemer (L329p Roermond),
de sjéémer (Q033p Oirsbeek),
de sxēmər (P046p Linkhout),
der schiémer (Q117p Nieuwenhagen),
der schiëmer (Q113c Vrusschemig),
der sjiēëmer (Q039p Hoensbroek),
də feͅmər (Q095p Maastricht),
də sxēmər (L422p Lanklaar),
dər šēͅmər (Q209p Teuven),
d⁄r sjeëmer (Q196p Mheer),
d⁄r sjīēmer (Q117a Waubach),
schaemer (L266p Sevenum),
schemer (L297p Belfeld, ...
L434a Broeksittard,
L352p Hechtel,
L426z Holtum,
L267p Maasbree),
schiemer (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
schiemmer (L191p Afferden),
schimmer (P178p Brustem),
schimmər (P189p Rijkel),
schimər (L286p Hamont),
schië.mer (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
schĭĕmer (L164p Gennep),
schŭmmer (Q105p Heer),
schɛ̄mer (Q088p Lanaken),
sjeeme (L323p Buggenum),
sjeemer (L320a Ell, ...
L387p Posterholt,
Q031p Spaubeek),
sjemer (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
Q095p Maastricht,
L329p Roermond,
L331p Swalmen),
sjēēmer (L292p Heythuysen),
sjēēmər (Q105p Heer),
sjiemer (L317p Bocholt, ...
Q096a Borgharen,
Q193p Gronsveld,
Q104a Limmel,
Q095p Maastricht,
Q113a Welten),
sjieêmer (Q103p Berg-en-Terblijt),
sjieë⁄mer (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
sjimmer (L369p Kinrooi, ...
Q079a Wintershoven),
sjīēmer (Q095p Maastricht),
sjèmer (L382p Montfort),
sjêêîmer (Q099p Meerssen),
smorgen vroeg komt de schemer en den dag volgt gauw (L426z Holtum),
sxèmər (P055p Kermt),
sxémər (K278p Lommel),
šēmər (L360p Bree),
(m.)
də sxiəmər (Q002p Hasselt),
(sjeem is schaduw).
sjemer (L374p Thorn),
langzaam donker worden
de sjemer (Q014p Urmond),
Opm. dit is oud Venrays!
schieëmer (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
scheimer (m.)
sxeͅimər (P050p Herk-de-Stad),
schemer
šēͅmər (Q012p Rekem),
sjimer
šemər (Q077p Hoeselt),
Valavond.
sjemer (L320a Ell),
schemeravond:
schiemeraovend (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
schemerdonker:
sjeemerdonkel (L332p Maasniel),
sjieëmeldonkel (Q097p Ulestraten),
sjieëmerdonkel (Q097p Ulestraten),
sîmərdoŋkər (L372p Maaseik),
schemerduister:
schiemerduuster (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen (bij Venray)),
sjeemerduuster (L383p Melick),
schemerig:
sjiemerig (Q095p Maastricht),
schemering:
chemering (L360p Bree),
de schiemering (Q095p Maastricht),
de sjeemering (L384p Herkenbosch),
de sjemering (L426p Buchten, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
de sjēməring (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
de sjiemering (Q033p Oirsbeek),
də sxīəməreŋ (Q002p Hasselt),
sche-me-ring (L355p Peer),
scheemering (Q102p Amby, ...
Q033p Oirsbeek),
scheeməring (L331p Swalmen),
scheimering (P176p Sint-Truiden),
schemering (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
Q002p Hasselt,
L413p Helchteren,
L325p Horn,
L316p Kaulille,
L217p Meerlo,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L378p Stevensweert,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L289p Weert,
L289p Weert),
scheməriŋ (L314p Overpelt),
schēmering (L215p Blitterswijck),
schiemering (Q113p Heerlen, ...
Q118p Schaesberg),
schieèmering (L414p Houthalen),
schieëmering (Q113p Heerlen),
schjemering (L431p Dieteren),
schämering (Q196p Mheer),
schémêring (L373p Roosteren),
sciemering (Q118p Schaesberg),
sjeemering (L381p Echt/Gebroek, ...
L328p Heel,
L329p Roermond,
L270p Tegelen,
Q014p Urmond),
sjeiemering (Q111p Klimmen),
sjeimering (Q032p Schinnen),
sjemering (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L327p Beegden,
L381p Echt/Gebroek,
L429p Guttecoven,
L330p Herten (bij Roermond),
L325p Horn,
Q032a Puth,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
Q187p Sint-Pieter,
L378p Stevensweert,
L270p Tegelen,
Q014p Urmond,
L386p Vlodrop,
Q104p Wijk),
sjēmering (L333p Asenray/Maalbroek),
sjiemering (L360p Bree),
sjieëmering (Q203p Gulpen, ...
Q111p Klimmen),
sjimmering (L320p Hunsel, ...
L265p Meijel,
Q030p Schinveld),
sjièmering (Q193p Gronsveld),
sjémering (Q187a Heugem),
sjömmering (L429p Guttecoven),
sxeəmərɛŋ (L421p Dilsen),
šēməreng (L360p Bree),
šeͅməriŋ (Q178p Val-Meer),
(tussche daag en aovond).
schêmering (Q098p Schimmert),
Nb. dit zegt men ook wel.
schemering (Q198b Oost-Maarland),
schemering
sxeməreŋ (L355p Peer),
sxeͅiməriŋ (P174p Velm),
schemering (m.).
sxémərIŋ (L282p Achel),
schemering (v).
sxèməreŋ (K317p Leopoldsburg),
schimmering
sxeͅməreͅŋ (P218p Borlo),
schimmering (man.)
sxeməreŋ (Q156p Borgloon),
schiëmerleeg - schiëmerlicht.
schiĕmering (Q035p Brunssum),
sjimmerèng
šemərēͅn (Q077p Hoeselt),
schemerlicht:
sjemmerleejt (Q196p Mheer),
schemeruur:
sjemeroer (L432p Susteren),
tegen de avond:
tiege den aovendj (L374p Thorn),
tijənővət (L314p Overpelt),
tussen dag en avond:
tusje daag en oved (Q117b Rimburg),
tusse daag en uovendj (L326p Grathem),
(t woar al ein bietje grauw).
tösje daag en oavend (L427p Obbicht),
tussen dag en donker:
tusjen daag en donkel (Q018p Geulle),
tussen dag en duister:
tösje dag en duuster (Q101p Valkenburg),
tussen dag en licht:
tusschem daag en eleicht (Q029p Bingelrade),
tussen donker en licht:
tösse donker en leeg (L298p Kessel),
tussen duister en licht:
tusse duuster en léécht (L322p Haelen),
tussen licht en donker:
tessche leeg en dŭnkel (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
tessen ligt en dunkel (Q071p Diepenbeek),
teussche licht en donker (L316p Kaulille),
tosə lix en dunkəl (P188p Hoepertingen),
tŏssche leeg en donker (Q016p Lutterade),
tussche leeg en donkel (Q113p Heerlen),
tussche leich en dŭnker (Q020p Sittard),
tusschen `t licht en tonker (L355p Peer),
tusschen liech en doenkel (Q071p Diepenbeek),
tusschen liegt en donker (L282p Achel),
tusse licht en donkel (P176p Sint-Truiden),
tusse liech en doenker (Q078p Wellen),
tussen lich en dŏŏnker (L249p Grubbenvorst),
tussen licht en donker (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
tussje leeg en donker (Q204a Mechelen),
tösse leech en donker (L300p Beesel),
tösse leecht en dónker (L360p Bree),
tøͅisn lix eͅn duŋkl (Q071p Diepenbeek),
tøͅsə lēxt eͅn dònkəl (L360p Bree),
tüssen licht en donker (L385p Sint-Odiliënberg),
təsə lixt en dunkəl (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
avond, tussen licht en donker
t^sə lext eͅu doŋkər (P051p Lummen),
Schemering wordt niet gebruikt.
tusschen licht en donker (K360p Heusden),
tn licht en donker
təsə leͅx eͅn doͅnkəl (P218p Borlo),
tusse licht en donker
tøsə lext en doͅnkər (L355p Peer),
tussen licht en duister:
tusjxhen leech en duuster (Q198p Eijsden),
tussche leech en duuster (L248p Lottum),
tösse leeg en duuster (L269p Blerick),
’t is tusse leech en duuster (L299p Reuver),
tussen nacht en dag:
tøͅšə nàteͅndàx (Q209p Teuven),
uilenvlucht:
uulevlucht (L318b Tungelroy),
BNO.
uûlevleûg (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel),
WB.
uûlevluuëg (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L289p Weert),
valavond:
də voila və(n)t tøsə ligt eͅn donkər (L312p Neerpelt),
valaovend (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
L163a Milsbeek,
L368p Neeroeteren,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
valavond (P049p Donk (bij Herk-de-Stad), ...
K278p Lommel,
L314p Overpelt,
K361p Zolder),
valawvənt (L372p Maaseik),
valoivənt (Q180p Mal),
valovend (P186p Gelinden, ...
Q003p Genk),
valôvend (L282p Achel),
vàloͅvə(n)t (L316p Kaulille),
vàloͅvənt (L286p Hamont),
⁄t es vàlwoͅavənd (Q079a Wintershoven),
(m.)
vàlōͅvənt (Q002p Hasselt),
(meervoud: valaovundje).
val⁄aovuntj (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
mv.: -ë (zelden gebruikt)
valuòvënd (Q162p Tongeren),
verduistering:
verduustering (L271p Venlo)
|
avondschemering [ZND m] || avondschemering, valavond || donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemer, halfduister || schemeravond || schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering [SGV (1914)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] || vaag, niet helder || zodra de zon onder is
III-4-4
|
32492 |
schenen |
gekloofde wissen:
gǝklø̄f˱dǝ wesǝ (L163p Ottersum),
gekloofde witsen:
gǝkløjf˱dǝ wetsǝ (L291p Helden),
gekloven roeden:
gǝklōvǝ rujǝn (K353p Tessenderlo),
gekloven wissen:
gǝklawvǝ wesǝ (P047p Loksbergen),
pitriet:
petrēt (L423p Stokkem),
schenen:
sxēnǝ (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L423p Stokkem,
L289p Weert),
šēǝnǝ (L424p Meeswijk),
šīǝnǝ (L423p Stokkem)
|
Gekliefde en geschaafde wissen. Zij worden vooral gebruikt voor fijn vlechtwerk. Ook de wanden van duivenmanden worden met schenen volgevlochten. [N 40, 85; monogr.]
II-12
|
20510 |
schenkel |
achterbats:
van schaap: schaopbout
achterbats (L382p Montfort),
achterbeen:
achterbein (L329p Roermond),
achterbien (L332p Maasniel),
achterbout:
achterboat (L265p Meijel),
achterbout (L267p Maasbree),
achterdijbeen:
achterdijbeen (L387p Posterholt),
achterhand:
àchtərhàndj (L325p Horn),
achterpoot:
achter poet (L298a Kesseleik),
achterpoet (Q095p Maastricht),
achterschenkel:
achtersjinkəl (L329a Kapel-in-t-Zand),
axtǝršeŋkǝl (L331p Swalmen, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
axtǝršēŋkǝl (Q197a Terlinden),
bats:
bats (Q027p Doenrade, ...
Q018a Moorveld (Waalsen),
L266p Sevenum,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
Q201p Wijlre),
bāts (L381b Pey),
bàts (L266p Sevenum),
bovenste gedeelte
bàts (Q171p Vlijtingen),
beenschenkel:
beinschinkel (L382p Montfort),
(?)
beinschinkel (L382p Montfort),
beenschijf:
beensjīēf (Q027p Doenrade),
beesjief (Q116p Simpelveld),
beinschief (L382p Montfort),
beinschiêf (L271p Venlo),
beinsjief (L383p Melick, ...
L375p Wessem),
beinsjīēf (L300p Beesel),
bèèsjīēf (Q036p Nuth/Aalbeek),
biën sjief (been schijf) volgens de slager
bîensjīēf (L265p Meijel),
bil:
bel (L312p Neerpelt),
bill (L320a Ell),
bot:
bot (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
but (L191p Afferden),
bout:
baut (L271p Venlo),
bawt (L271p Venlo),
bout (Q039p Hoensbroek, ...
L325p Horn,
L377p Maasbracht,
Q117p Nieuwenhagen,
L433p Nieuwstadt,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
L268p Velden),
buit (L366p Gruitrode),
dij:
dei̯ (L422p Lanklaar),
dij (Q112a Heerlerheide),
dɛi̯ (Q198b Oost-Maarland),
dijbeen:
dijbeen (L425p Grevenbicht / Papenhoven, ...
L382p Montfort),
dēi̯bē (Q113p Heerlen),
dik van het been:
diek van ⁄t bein (L323p Buggenum),
eerste bovenbil:
iǝstǝ bōi̯u̯ǝbel (K353p Tessenderlo),
eerste onderbil:
iǝstǝ ǝrbel (K353p Tessenderlo),
hak:
hak (Q160p Bommershoven, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q153p Gors-Opleeuw,
L352p Hechtel,
L413p Helchteren,
L316p Kaulille,
L315p Kleine-Brogel,
L355p Peer,
L313p Sint-Huibrechts-Lille),
hák (L317p Bocholt, ...
L363p Ellikom,
Q094p Hees,
L364p Meeuwen,
L365p Wijshagen),
hakje:
hákskə (L356p Grote-Brogel),
ham:
ham (Q089p Martenslinde),
hám (P050p Herk-de-Stad, ...
Q077p Hoeselt,
Q079a Wintershoven),
hammetje:
hemke (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q015p Stein),
hémkə (Q187a Heugem),
hömkë (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
hɛmkə (Q170p Grote-Spouwen, ...
Q088p Lanaken,
Q090p Mopertingen,
Q096c Neerharen,
Q168p s-Herenelderen,
Q162p Tongeren,
Q091p Veldwezelt,
Q172p Vroenhoven,
Q084p Waltwilder),
hɛməkə (P179p Aalst-bij-St.-Truiden, ...
P115p Duras,
K361p Zolder),
ɛmkə (Q011p Boorsem, ...
Q007p Eisden,
Q157p Jesseren,
Q012p Rekem,
Q008p Vucht,
Q084p Waltwilder),
ɛməkə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
In de erretesop huurt ¯ne poet en ¯n hemke
hemke (Q095p Maastricht),
voorste poten, schouder
hɛmkə (Q188p Kanne),
harstlap (?):
boven
gazlap (K315p Oostham),
hees:
hees (L386p Vlodrop),
hiees (L416p Opglabbeek),
hiejès (L381b Pey),
hiēs (L318b Tungelroy),
hieͅs (Q013p Uikhoven),
hiərs (L360p Bree),
hiəs (L369p Kinrooi, ...
L367p Neerglabbeek),
hīə.s (L317p Bocholt, ...
L370p Kessenich),
hīərs (L359p Beek (bij Bree), ...
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L358p Reppel,
L361p Tongerlo),
hīəs (L366p Gruitrode, ...
L319p Molenbeersel,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
hīəš (Q010p Opgrimbie),
hĭĕjas (L270p Tegelen),
hêês (L322a Nunhem),
h‧īərs (L368p Neeroeteren),
ieͅs (Q013p Uikhoven),
īə.s (L420p Rotem),
īəs (L421p Dilsen, ...
Q006p Leut,
L372p Maaseik),
îês (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
heesje:
īəskə (L419p Elen, ...
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
L424p Meeswijk),
heestje:
Het vlees tussen peultje en de sjónk t heeske: wordt speciaal bij zuurkool gegeten
hee:s (L329p Roermond),
hespenbeen:
heͅspəbin (P052p Schulen),
heͅspəbiən (K316p Heppen, ...
K314p Kwaadmechelen),
wat overblijft
heͅspəbin (P057p Kuringen),
hespenknook:
heͅi.psəkno̝oͅk (P121p Ulbeek),
heͅspəknōk (K353p Tessenderlo),
hɛ.psəknoͅu.k (P197p Heers),
blijft over als hesp op is
heͅspəknouk (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
ijsbeen:
iesbein (Q101p Valkenburg),
ī.zbeͅi.n (L359p Beek (bij Bree), ...
Q007p Eisden,
L363p Ellikom,
L415p Opoeteren,
Q008p Vucht),
ī.zbiən (L282p Achel),
īəzbeͅi.n (L421p Dilsen, ...
L423p Stokkem),
wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst
ēͅ.s˂bi.n (L414p Houthalen),
ī.s˂beͅ.i̯n (L417p As, ...
L416p Opglabbeek),
ijsbeentje:
ijsbeentje
ī.s˂b‧eͅntjə (Q202p Eys),
kadelmannetje:
kwo̝lmɛŋkə (Q177p Millen),
worstenpoten
kawelmɛnəkə (Q181p Sluizen),
knie:
kneͅi (Q079a Wintershoven),
knokenschink:
knàòkəsjink (L299p Reuver),
knook:
knaok (L292p Heythuysen),
knoak (Q029p Bingelrade, ...
Q027p Doenrade,
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
L330p Herten (bij Roermond),
L216p Oirlo,
Q101p Valkenburg,
L271p Venlo),
knoke (L374p Thorn),
knook (L291p Helden/Everlo, ...
Q097p Ulestraten),
knoͅuk (P178p Brustem),
knūiək (L361p Tongerlo),
knöke (L288p Nederweert),
knook met vlees:
vlees, visch, geveugelte vlees vis en gevogelte
der knoak met vléésch (Q203p Gulpen),
koot:
koot (Q020p Sittard),
krombeen:
kro.mbin (P056p Stokrooie),
krombī.n (Q002a Godschei),
lauwbeen:
oud
lau.beͅi.n (Q168p s-Herenelderen),
mergpijp:
mergpiēp (L289p Weert),
onderbats:
óngərbàts (Q021p Geleen),
onderbil:
undǝrbel (K314p Kwaadmechelen),
ǫndǝrbel (K353p Tessenderlo),
poot:
poet (Q095p Maastricht),
poͅut (Q157a Overrepen),
pootje:
puutsjə (Q095p Maastricht),
roerbeen:
rūrbeͅin (Q163p Berg),
roerbeentje:
rū.benkə (Q242p Diets-Heur),
scheen:
sjeen (Q171p Vlijtingen),
schenk:
scheenk (L286p Hamont, ...
L216p Oirlo),
schenk (Q001p Zonhoven),
schēnk (L217p Meerlo, ...
L245b Tienray),
schink (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
Q096p Bunde,
L353p Eksel,
Q202p Eys,
Q202p Eys,
L217p Meerlo,
L271p Venlo,
Q117a Waubach),
schi‧nk (L289p Weert),
schènk (Q034p Merkelbeek),
sjeenk (Q077p Hoeselt),
sjenk (L433p Nieuwstadt),
sjink (Q120p Heerlerbaan/Kaumer, ...
L292p Heythuysen,
Q109p Hulsberg,
L320p Hunsel,
Q095p Maastricht,
Q015a Meers,
L265p Meijel,
Q018a Moorveld (Waalsen),
Q036p Nuth/Aalbeek,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
Q020p Sittard,
L374p Thorn,
Q097p Ulestraten),
sjink(?) (L296p Steyl),
sjīnk (L318p Stramproy),
sjèank (Q020p Sittard),
sjèjnk (L416p Opglabbeek),
sjènk (L417p As, ...
Q027p Doenrade),
sjèìnk (Q021p Geleen),
sjéjnk (L366p Gruitrode),
sjénk (Q027p Doenrade, ...
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
L432p Susteren),
sjêenk (Q032b Sweikhuizen),
sjìnk (Q032p Schinnen),
sj‧eenk (Q116p Simpelveld),
sxeͅŋk (K317a Kerkhoven, ...
K314p Kwaadmechelen),
sxēŋk (L314p Overpelt),
še.ŋk (Q158a Henis, ...
Q182p Nerem),
šeŋk (L364p Meeuwen),
šeͅ.ŋk (L368p Neeroeteren),
šeͅŋk (L361p Tongerlo),
zjink (Q195p Sint-Geertruid),
šęŋk (L424p Meeswijk),
(mv)
šēŋkǝ (Q096d Smeermaas),
Verklw. sx@]sk\\n
sxeͅŋk (K278p Lommel),
vléésch, vusch, gevoegelte = vlees vis gevogelte
schink (Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
schenkel:
cheenkul (Q096b Itteren),
chinkel (L295p Baarlo),
schaenkel (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
scheenkel (L164p Gennep),
scheinkel (Q015p Stein),
schenkel (Q102p Amby, ...
Q019p Beek,
L325p Horn,
L246p Horst,
L371p Ophoven,
L266p Sevenum,
Q116p Simpelveld,
L210p Venray,
L210p Venray),
schi.nkel (Q102p Amby),
schinkel (L250p Arcen, ...
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
L269p Blerick,
L434a Broeksittard,
L381p Echt/Gebroek,
Q198p Eijsden,
L164p Gennep,
L249p Grubbenvorst,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q105p Heer,
Q113p Heerlen,
L165p Heijen,
L248p Lottum,
L377p Maasbracht,
Q095p Maastricht,
Q196p Mheer,
L382p Montfort,
Q098p Schimmert,
L385p Sint-Odiliënberg,
L385p Sint-Odiliënberg,
L378p Stevensweert,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
schinkəl (L331p Swalmen, ...
L271p Venlo),
schīnkel (Q033p Oirsbeek),
schè.nkel (Q002p Hasselt),
schènkel (K317p Leopoldsburg, ...
Q016p Lutterade,
L209p Merselo,
L368p Neeroeteren),
schînkel (Q098p Schimmert),
sjeenkel (Q193p Gronsveld, ...
Q187p Sint-Pieter),
sjeenkul (Q096b Itteren),
sjeenkəl (Q095p Maastricht),
sjenkel (Q018p Geulle, ...
Q121p Kerkrade,
Q033p Oirsbeek,
L387p Posterholt,
Q015p Stein,
L432p Susteren),
sjĕnkel (L429p Guttecoven, ...
Q014p Urmond),
sji.nkəl (Q095p Maastricht),
sjinkel (L327p Beegden, ...
Q096a Borgharen,
L360p Bree,
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q110p Heek,
L291p Helden/Everlo,
L330p Herten (bij Roermond),
L330p Herten (bij Roermond),
L298p Kessel,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q104a Limmel,
Q016p Lutterade,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q192p Margraten,
Q099p Meerssen,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
L427p Obbicht,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q117b Rimburg,
L329p Roermond,
Q118p Schaesberg,
Q032p Schinnen,
Q030p Schinveld,
L296p Steyl,
L331p Swalmen,
Q101p Valkenburg),
sjinkèl (Q035p Brunssum),
sjinkəl (L300p Beesel, ...
Q095a Caberg,
L328p Heel,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q116p Simpelveld,
L331p Swalmen,
Q101p Valkenburg),
sjink’l (L333p Asenray/Maalbroek),
sjink⁄əl (Q035p Brunssum),
sjènkel (L428p Born, ...
L426p Buchten,
L430p Einighausen,
L429p Guttecoven,
Q016p Lutterade,
Q096c Neerharen,
Q032a Puth,
Q030p Schinveld,
Q020p Sittard),
sjènkəl (Q032p Schinnen),
sjénkel (Q019p Beek, ...
Q032p Schinnen,
Q020p Sittard,
L432p Susteren),
sjénkəl (Q012p Rekem, ...
Q014p Urmond),
skēͅ.ŋkəl (P187p Berlingen, ...
P188p Hoepertingen),
skēͅŋkəl (P223p Rukkelingen-Loon),
skeͅ.ŋkəl (P186p Gelinden),
skeͅŋkəl (P220p Mechelen-Bovelingen, ...
P214p Montenaken),
skɛ.ŋkəl (Q164p Heks),
sxe.ŋkəl (K358p Beringen, ...
Q002p Hasselt,
P051p Lummen,
K357p Paal),
sxeŋkǝl (L288p Nederweert),
sxeŋkəl (K318p Beverlo, ...
L164p Gennep,
P048p Halen,
L165p Heijen,
P047p Loksbergen,
P045p Meldert,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
sxēŋkəl (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
sxēͅ.ŋkəl (P177a Ordingen, ...
P177p Zepperen),
sxeͅ.ŋkəl (P120p Alken, ...
P053p Berbroek,
P113p Binderveld,
Q156p Borgloon,
Q159p Broekom,
P173p Halmaal,
P055p Kermt,
Q152p Kerniel,
Q074p Kortessem,
P117p Nieuwerkerken,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P058p Stevoort,
P192p Voort,
P118a Wijer,
P172p Wilderen,
Q073p Wimmertingen),
sxeͅŋkəl (P179p Aalst-bij-St.-Truiden, ...
P218p Borlo,
P182p Buvingen,
P175p Gingelom,
P219p Jeuk,
P180p Kerkom,
P046p Linkhout,
P174p Velm),
sxēŋkǝl (L191p Afferden),
sxęŋkǝl (L286p Hamont),
sxɛ.ŋkəl (Q165p Horpmaal),
sxɛ̄.ŋkəl (P118p Kozen, ...
Q078p Wellen),
sxɛ̄i̯.ŋkəl (P197p Heers),
sxɛ̄ŋkəl (P195p Gutshoven),
ša.ŋkəl (Q083p Bilzen, ...
Q076p Romershoven),
še.ŋkəl (Q087p Gellik, ...
Q158a Henis,
Q174p Herderen,
Q167p Koninksem,
Q169p Membruggen,
Q182p Nerem,
Q157a Overrepen,
Q161p Piringen,
Q175p Riemst,
Q241p Rutten,
Q162p Tongeren,
Q166p Vechmaal,
Q091p Veldwezelt,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
šeŋkəl (Q209p Teuven),
šeͅ.ŋkəl (Q178p Val-Meer, ...
Q075p Vliermaalroot),
šeͅŋkəl (Q079p Guigoven, ...
L424p Meeswijk),
šjinkel (Q035p Brunssum),
šeŋkǝl (L295p Baarlo, ...
L317p Bocholt,
Q111p Klimmen,
L270p Tegelen),
šēŋkǝl (Q197a Terlinden),
šęŋkǝl (L269p Blerick, ...
L424p Meeswijk,
L271p Venlo),
∂dékkə sjingkəl (L322p Haelen),
(lip)
sjinkel (L294p Neer),
(wordt gezegd voor been).
sjinkel (L328p Heel),
schenkel
šiŋkəl (L364p Meeuwen),
schinkel heet ook het onderste eindje met het haakje van een hengelsnoer
schinkel (L164p Gennep),
Van geslacht rund
sjénkël (Q162p Tongeren),
Vraog bie de sjlechter ouch ne sjone sjinkel veur in de soep
sjinkel (L329p Roermond),
wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst
sxeͅ.ŋkəl (Q002a Godschei, ...
Q001p Zonhoven),
ša.ŋkəl (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q082p Munsterbilzen),
šeͅ.ŋkəl (Q071p Diepenbeek),
schenkelknook:
šɛ.ŋkəlknō.k (Q012p Rekem),
schenkeltje:
sjéénkəlkə (Q015a Meers),
schenkenknook:
(Fort).
sjinkeknôch (Q116p Simpelveld),
schenkje:
sjinkske (Q103p Berg-en-Terblijt),
schonk:
schonk (L321a Ittervoort, ...
L416p Opglabbeek),
schoonk (L217p Meerlo, ...
L271p Venlo),
sjonk (L294p Neer, ...
L381b Pey,
L329p Roermond),
sjoonk (L374p Thorn, ...
L318b Tungelroy,
L386p Vlodrop),
sjōōnk (L387p Posterholt),
sjònk (L360p Bree, ...
L381p Echt/Gebroek,
L416p Opglabbeek),
sjóngk (L320p Hunsel),
sjónk (L318b Tungelroy),
sj‧ónk (L331a Asselt),
gezegd van een varken
sjonk (L325p Horn),
schonkenheesje:
sjònkehiêske (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
schrankel:
sjrankel (Q003p Genk),
wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst
šra.ŋkəl (Q003p Genk, ...
L415p Opoeteren,
Q005p Zutendaal),
soepenknook:
soepeknaok (Q113p Heerlen),
sŏĕpeknoək (Q112b Ubachsberg),
stomp:
sjtōēmp (Q028p Jabeek),
stuk uit de bats:
schtök oet de bats (L426p Buchten),
vars:
vars (K360p Heusden, ...
K359p Koersel),
vā.s (P186p Gelinden),
vás (Q168a Rijkhoven),
voorschenkel:
vȳǝršeŋkǝl (Q112a Heerlerheide),
vø̄ršeŋkǝl (L331p Swalmen)
|
achterschenkel van het varken || been, bot, knook || Bovenbeen boven de knie. Zie afbeelding 2.39. [N 8, 32.8, 32.9, 32.10 en 32.11] || deel langs het been || ham (bep. stuk ham) || hammetje || ijsbeen (deel van het varken) || onderbeen (als deel van een geslacht dier), schenkel || schenkel [Goossens 1b (1960)], [SGV (1914)] || schenkel tussen hiel en ham van een varken || schenkel, deel van varkenspoot || schenkel, gedeelte van de achterpoot van een varken tussen de ham en de voet [Goossens 1a (1955)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] || schenkelhieltje van de ham || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] || stuk varkensvlees ter hoogte van de knie beneden de ham || varkensboutje
I-9, III-2-3
|
30119 |
schenkel, formeel |
bekisting:
bǝkesteŋ (Q083p Bilzen),
biege:
bīx (Q121p Kerkrade),
boogschenkel:
bǭǝxšeŋkǝl (Q113p Heerlen),
boogspant:
bǭxšpant (Q020p Sittard),
center:
sentǝr (Q019p Beek, ...
Q018p Geulle,
Q204a Mechelen,
Q099q Rothem),
søndǝr (L360p Bree),
sęntǝr (K353p Tessenderlo, ...
Q013p Uikhoven),
sšntǝr (K353p Tessenderlo),
sɛndǝr (Q018p Geulle, ...
L364p Meeuwen,
Q078p Wellen),
sɛntǝr (Q003p Genk, ...
L414p Houthalen,
Q013p Uikhoven),
enkelboog:
ęŋkǝlbǫax (Q121c Bleijerheide),
formeel:
formil (L270p Tegelen),
formēl (Q113p Heerlen),
fø̜rmiǝl (L320a Ell),
fǝrmiǝl (L290p Panningen),
fǝrmēl (L382p Montfort),
fǫrmiǝl (L291p Helden, ...
L265p Meijel
[(uit een plank gezaagd)]
,
L321p Neeritter,
L290p Panningen),
fǫrmēl (Q019p Beek, ...
L267p Maasbree,
L387p Posterholt,
Q097p Ulestraten,
L210p Venray),
fǫrmēǝl (L211p Leunen),
fǫrmīl (L318b Tungelroy),
vǝrmiǝl (L289p Weert),
formeeltje:
fǫrmēlkǝ (L330p Herten
[(dubbel)]
),
geraams:
gǝrē̜mš (Q019p Beek, ...
Q098p Schimmert),
geraamte van de boog:
gǝrāmdǝ vān dǝ bǭx (Q095a Oud-Caberg),
het stelwerk:
ǝt štęlwęrǝk (Q111p Klimmen),
houten center:
hǭtǝ sɛndǝr (Q003p Genk),
houteren boog:
hōtsǝrǝ bǫax (Q121c Bleijerheide),
leest:
lēǝs (Q202p Eys),
mal:
mal (Q095p Maastricht, ...
L163p Ottersum,
Q194p Rijckholt,
L289p Weert),
mál (P176p Sint-Truiden),
overspanning:
īvǝrspaniŋ (L364p Meeuwen),
schenkel:
sxeŋkǝl (L289b Leuken, ...
L271p Venlo,
L289p Weert),
sxęŋkǝl (L210p Venray),
šeŋkǝl (L330p Herten
[(enkel)]
, ...
L316a Lozen,
L265p Meijel),
šęŋkǝl (Q039p Hoensbroek, ...
L387p Posterholt,
L432p Susteren)
|
Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.]
II-9
|
19564 |
schenkkan |
azijnkaraf:
azienkraf (Q104p Wijk),
āzēi̯nkràf (L360p Bree),
bieranker:
beerènker (Q032a Puth),
bierankertje:
(is van hout)
beër engkerke (L288a Ospel),
bierkan:
beerkan (Q121p Kerkrade, ...
L289b Leuken,
Q204a Mechelen,
L331p Swalmen),
bīrkan (Q004p Gelieren/Bret),
(vroeger uit zo\'n karaf op bv. bruiloften).
beerkan (L266p Sevenum),
bierkannetje:
bērkɛnkə (L422p Lanklaar),
bierkaraf:
beer kraf (L332p Maasniel, ...
Q098p Schimmert,
L318b Tungelroy),
beer-karaf (Q035p Brunssum),
beer-keraf (Q098p Schimmert),
beer-kraf (Q097p Ulestraten),
beer-kraft (L330p Herten (bij Roermond)),
beerkaraaf (L432p Susteren),
beerkaraf (L360p Bree, ...
L426p Buchten,
L289b Leuken,
L318b Tungelroy),
beerkrach (L269b Boekend),
beerkraf (L295p Baarlo, ...
L426p Buchten,
L320a Ell,
Q119p Eygelshoven,
Q119p Eygelshoven,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q111p Klimmen,
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen,
L383p Melick,
L322a Nunhem,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
L270p Tegelen),
beerkraft (L289p Weert),
beerkräfke (Q113p Heerlen),
beierkraf (L434p Limbricht),
beirkraf (Q020p Sittard),
bērkaraf (L317p Bocholt, ...
L422p Lanklaar,
Q209p Teuven),
bērkraf (L369p Kinrooi),
bērkəraf (L372p Maaseik, ...
L420p Rotem),
bierkaraf (L282p Achel, ...
Q113p Heerlen),
bierkraf (Q038p Amstenrade, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L374p Thorn),
bierkraft (L265p Meijel),
birkraf (Q003p Genk, ...
K278p Lommel,
P054p Spalbeek),
bIrkəraf (K318p Beverlo),
birkəraf (Q093p Rosmeer),
biərkəraf (Q002p Hasselt),
bī.rkròò.f (L290p Panningen),
bīrkaraf (Q077p Hoeselt),
bīrkraf (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon,
Q078p Wellen,
Q079a Wintershoven),
bīrkáraf (Q162p Tongeren),
bīərkaraf (P055p Kermt),
bérkraf (L420p Rotem),
bier
bērkaraf (L372p Maaseik),
bierkan
beerkraf (Q121b Spekholzerheide),
letterlijk overgenomen
bee:rkraf (L332p Maasniel),
meest voor bier werd k\\raf gebruikt
bīrkəraf (Q078p Wellen),
v.
bii̯ərkəraf (Q002p Hasselt),
vr.
biərkraf (Q071p Diepenbeek),
bierkarafje:
beerkrechje (L295p Baarlo),
beerkrefke (L378p Stevensweert),
beerkräfke (L329p Roermond),
beierkrefke (Q020p Sittard),
bierkrachje (Q015b Kerensheide),
bīrkrafkə (Q162p Tongeren),
bīrkraxjə (K358p Beringen),
bierkruik:
bērkryək (L416p Opglabbeek),
bierkruikje:
beerkruukske (L321p Neeritter),
bierpot:
beerpot (Q111p Klimmen),
bierpul:
beerpoeul (Q105p Heer),
bobbelkarafje:
bobbelkrefke (Q020p Sittard),
borrelkarafje:
borrelkrechje (L295p Baarlo),
brandewijnkaraf:
brānəwēͅənkraf (Q071p Diepenbeek),
brandewijnskaraf:
brandewienskraf (Q121p Kerkrade),
carafon (fr.):
zeer oud
karafoͅŋ (Q002p Hasselt),
edikkaraf:
azijnkaraf
ēt⁄əkraf (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
v.
ēkkəraf (Q002p Hasselt),
edikskarafje:
azijn
éétjeskrefke (Q198b Oost-Maarland),
gistkaraf:
gistkaraf (L282p Achel),
jeneverkaraf:
genēͅi̯vərkraf (Q156p Borgloon),
jeneverkraf (L295p Baarlo, ...
L326p Grathem,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
Q104p Wijk),
jənɛ̄vərkəraf (L317p Bocholt),
sjeneeverkraf (L329p Roermond),
sjever kraf (L332p Maasniel),
sjneeverkraf (L383p Melick),
šənēvərkəraf (L372p Maaseik),
šənɛivərk(ə)raf (Q078p Wellen),
zjenaiverkraft (L289p Weert),
zjenever-kraf (Q097p Ulestraten),
zjeneverkaraf (L360p Bree),
žənēvərkaraf (K318p Beverlo),
žənēvərkraf (P048p Halen, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
žənēvərkəraf (Q002p Hasselt),
žənēͅvər kəraf (L316p Kaulille),
jeneverkarafje:
jenee.verkréfke (L290p Panningen),
jeneeverkreftje (L321p Neeritter),
jenever k(a)rafje (Q095p Maastricht),
jeneverkräfke (L329p Roermond),
sjeneèverkrefke (L378p Stevensweert),
sjneever-kraftje (L330p Herten (bij Roermond)),
zjenéeverkréfke (Q014p Urmond),
žənēvəlkraxjə (K358p Beringen),
žənēvərkrafkə (Q162p Tongeren),
jeneverkruik:
šənēvərkryək (L416p Opglabbeek),
jeneverkruikje:
žənēvər krøi̯kskə (L420p Rotem),
jeneverstoopje:
zjeneverstoopke (L353p Eksel),
kan:
kan (Q004p Gelieren/Bret, ...
L286p Hamont,
Q113p Heerlen,
L369p Kinrooi,
L422p Lanklaar,
Q095p Maastricht,
L266p Sevenum,
L331p Swalmen),
karaf:
k(a)raf (L322p Haelen, ...
Q112a Heerlerheide,
Q032a Puth),
k(ə)raf (L423p Stokkem, ...
Q078p Wellen),
karaaf (L432p Susteren),
karaf (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
Q035p Brunssum,
Q198p Eijsden,
P186p Gelinden,
Q018p Geulle,
Q002p Hasselt,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
P197p Heers,
L292p Heythuysen,
Q077p Hoeselt,
P055p Kermt,
Q176a Ketsingen,
K314p Kwaadmechelen,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
P051p Lummen,
L377p Maasbracht,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
P213p Niel-bij-St.-Truiden,
L427p Obbicht,
L371p Ophoven,
L314p Overpelt,
K357p Paal,
L299p Reuver,
Q020p Sittard,
Q096d Smeermaas,
Q209p Teuven,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven,
P044p Zelem),
karaft (L321p Neeritter, ...
L289p Weert),
karraf (Q104p Wijk),
ka⁄raf (Q162p Tongeren),
keraf (Q098p Schimmert, ...
L271p Venlo),
keráf (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
krach (L269b Boekend),
kraf (Q038p Amstenrade, ...
L295p Baarlo,
Q121c Bleijerheide,
Q121c Bleijerheide,
Q156p Borgloon,
L360p Bree,
L360p Bree,
Q121a Chèvremont,
L381p Echt/Gebroek,
L320a Ell,
Q119p Eygelshoven,
Q119p Eygelshoven,
L326p Grathem,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q121d Haanrade,
L330p Herten (bij Roermond),
Q039p Hoensbroek,
P188p Hoepertingen,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
K278p Lommel,
L332p Maasniel,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
L383p Melick,
Q198a Mesch,
L163a Milsbeek,
L322a Nunhem,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
P222p Opheers,
L163p Ottersum,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L373p Roosteren,
L420p Rotem,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
P054p Spalbeek,
Q121b Spekholzerheide,
Q121b Spekholzerheide,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L374p Thorn,
Q162p Tongeren,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L368b Waterloos,
L289p Weert,
Q104p Wijk,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder,
Q179a Zussen),
kraf water (Q020p Sittard),
kraft (L381p Echt/Gebroek, ...
L330p Herten (bij Roermond),
L325p Horn,
L265p Meijel),
kràf (L381p Echt/Gebroek),
kròò.f (L290p Panningen),
káraf (Q162p Tongeren),
kəraf (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L317p Bocholt,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
P048p Halen,
L289a Hushoven,
L316p Kaulille,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
K278p Lommel,
L424p Meeswijk,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
Q093p Rosmeer,
L420p Rotem,
L368b Waterloos,
L289p Weert,
Q078p Wellen),
kərāf (K318p Beverlo, ...
K361a Boekt/Heikant),
\'n Kraf water E krefke wien kristalle krafte
kraf (L329p Roermond),
een karaf betekent algemeen een stenen pot of ook een stenen bierpot
kə⁄raf (L355p Peer),
Fr. carafe
kraf (Q162p Tongeren),
m.
kraf (Q079a Wintershoven),
man, mv. krafs
kraf (Q156p Borgloon),
Tafelfles voor water, wijn, likeur
kraf (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
v.
kraf (L416p Opglabbeek),
kəraf (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
v. mv. kraf\\
kraf (P048p Halen),
v. water, wien.
karaf (L216p Oirlo),
Verklw. krefke
kraf (L271p Venlo),
vr
karaf (P176p Sint-Truiden),
vr.
karaf (L317p Bocholt),
kraf (Q071p Diepenbeek, ...
Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
vr. water, bier, wijn
kəraf (Q156p Borgloon),
was luxeartikel dus kwam weinig voor
kraf (L360p Bree),
¯n kraf water mét e glaas stónt op de waostaofel Heer drónk de hiel kraf leeg
kraf (Q095p Maastricht),
karaf voor oude klare:
kraf veur auwe klaore (Q098p Schimmert),
karafbier:
karaf bier (L427p Obbicht),
karafje:
krachje (L295p Baarlo),
krefke (L378p Stevensweert),
kräfke (Q187p Sint-Pieter),
kréfke (Q014p Urmond),
als het klein is
krèfke (L377p Maasbracht),
kloeket:
bier
klukət (Q178p Val-Meer),
koffiekan:
koͅfikan (Q004p Gelieren/Bret),
koffiekruik:
koͅfikryək (L416p Opglabbeek),
kruik:
kroek (L288a Ospel),
krōēk (Q113p Heerlen, ...
Q204a Mechelen),
kryək (L416p Opglabbeek),
krø͂ͅi̯k (K278p Lommel),
krø͂ͅk (K358p Beringen),
kruikje:
jenever
krøkskə (Q178p Val-Meer),
o.
krøͅkskə (P176p Sint-Truiden),
likeurkaraf:
likeurkaraf (Q113p Heerlen),
likeurkraf (L289p Weert),
likø̄rkáraf (Q162p Tongeren),
melkkan:
melkan (Q004p Gelieren/Bret),
mélkkan (L369p Kinrooi),
melkkaraf:
melkkraf (L326p Grathem),
meͅləkkraf (Q071p Diepenbeek),
milkskräfke (Q113p Heerlen),
melkkruik:
meͅləkryək (L416p Opglabbeek),
oliekaraf:
oliekraf (Q104p Wijk),
v.
øͅlžəkəraf (Q002p Hasselt),
oliekruik:
y(3)̄likraf (L360p Bree),
pint:
pent (L355p Peer),
pot:
poͅt (L355p Peer),
pul:
oeu heel kort
poeul (Q105p Heer),
schenker:
sxēŋkər (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
schnaps-karaf:
sjnapskaraaf (L432p Susteren),
sjnapskraf (L434p Limbricht),
snapskraf (L426p Buchten, ...
L322a Nunhem,
P222p Opheers),
schnaps-karafje:
sjnabskräfke (Q113p Heerlen),
stoopje:
o. voor jenever
støͅpkə (Q002p Hasselt),
waterkan:
waterkan (L369p Kinrooi, ...
L331p Swalmen),
watərkan (Q004p Gelieren/Bret),
wōtərkan (Q003p Genk),
waterkaraf:
waaterkraf (Q111p Klimmen),
waoterkraf (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
water kraf (Q097p Ulestraten),
waterkraf (Q038p Amstenrade, ...
L320a Ell,
L326p Grathem,
L321p Neeritter,
L329p Roermond,
L374p Thorn,
L289p Weert,
Q104p Wijk),
waterkraft (L289p Weert),
watərkraf (P048p Halen),
watərkəraf (L420p Rotem),
wātərkaraf (L317p Bocholt, ...
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
Q209p Teuven),
wātərkraf (Q009p Mechelen-aan-de-Maas, ...
L420p Rotem,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
wātərkəraf (L317p Bocholt, ...
L316p Kaulille),
wa͂tərkaraf (P051p Lummen),
wa͂tərkə⁄rāf (K361a Boekt/Heikant),
weͅtərkaraf (P055p Kermt),
woaterkraf (Q193p Gronsveld),
woͅi̯tərkəraf (Q093p Rosmeer),
wɛtərkraf (Q156p Borgloon),
boven de a van water staat nog een streepje naar links à
watərkəraf (L372p Maaseik),
nooit bier
wɛtərkraf (P222p Opheers),
water
weͅtərkraf (Q079a Wintershoven),
water~
weͅtərkraf (Q071p Diepenbeek),
waterkarafje:
waaterkréfke (Q014p Urmond),
waterk(a)rafje (Q095p Maastricht),
waterkrefke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
waterkräfke (Q113p Heerlen),
waterkruik:
waaterkruuk (L353p Eksel),
wāterkryək (L416p Opglabbeek),
wātərkrūk (Q096c Neerharen),
wijnkaraf:
wei̯nkaraf (L372p Maaseik),
wēi̯nkraf (L360p Bree),
wēi̯nkəraf (L372p Maaseik),
wēnkəraf (Q093p Rosmeer),
wēͅiənkaraf (P055p Kermt),
wēͅi̯nkaraf (Q077p Hoeselt),
wēͅnkraf (P222p Opheers),
wēͅnkəraf (Q002p Hasselt),
wienkaraf (L427p Obbicht),
wienkraf (Q111p Klimmen, ...
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
L374p Thorn),
wiē-nkeraf (Q098p Schimmert),
winkraf (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
wīēnkraf (Q198b Oost-Maarland),
wīnkaraf (L422p Lanklaar),
v.
wɛ̄nkəraf (Q002p Hasselt)
|
karaf [ZND m], [ZND m] || karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schenkkan || tafelfles van verschillende vorm || waterkan, glazen wijn- of likeurkan
III-2-1
|
26652 |
schep |
kop:
kǫp (L211p Leunen),
meelschepper:
mēǝlsxø̜pǝr (P187p Berlingen),
meelschoep:
mēǝlsxup (Q164p Heks, ...
P119p Sint-Lambrechts-Herk),
mēǝlšup (Q160a Haren),
meelschup:
mę̄lsxø̜p (L289p Weert),
mę̄lšø̜p (Q198p Eijsden),
molter:
moltǝr (Q204a Mechelen),
molterpot:
mōldǝrpǫt (Q112p Voerendaal),
molterschup:
moltjǝršø̜p (L430p Einighausen),
mǫwljtǝršø̜p (Q020p Sittard),
schepper:
schepper (K357p Paal),
sxø̜pǝr (P120p Alken, ...
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
P195p Gutschoven,
P188p Hoepertingen,
P051p Lummen,
P177a Ordingen,
P176p Sint-Truiden,
L289p Weert,
Q078p Wellen),
šø̜pǝr (L417p As, ...
L330p Herten,
Q077p Hoeselt,
L370p Kessenich,
L372p Maaseik,
L292a Maxet,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
L318p Stramproy,
L432p Susteren,
L361p Tongerlo),
šø̜ǝpǝr (L319p Molenbeersel),
šępǝr (L368p Neeroeteren, ...
L362p Opitter,
L415p Opoeteren),
schoep:
sxūp (K353p Tessenderlo),
schup:
sxø̜p (L316p Kaulille, ...
P051p Lummen),
šø̜p (Q088p Lanaken),
šęp (L416p Opglabbeek)
|
De schep waarmee het scheploon genomen werd. De schepper die men in l 415 gebruikte, was een maat die geijkt moest worden. In Q 99* was geen schep aanwezig; de molenaar nam 5 kg per 100. [N O, 38j; Jan 268 add.; Coe 253 add.; Grof 292; monogr.]
II-3
|
25257 |
schepel, maat van 100 liter |
aam:
aom (Q095p Maastricht),
hecto:
hekto (Q201p Wijlre),
hectoliter:
héktoolĭĕtər (Q207p Epen),
voor vast- en vloeistoffen.
hektolietər (Q014p Urmond),
schepel:
schepel (L382p Montfort),
sjeepel (L374p Thorn),
sjepel (Q098p Schimmert),
sjīepel (Q033p Oirsbeek),
(= schep voor meel).
sjīēpel (L417p As),
1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.
schepel (Q111p Klimmen),
twee kuipen:
1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.
twee kuipen (Q111p Klimmen),
vat:
(bijv. 60 liter bier).
vaat (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
vat van 100 liter:
vat van 100 liter (P219p Jeuk)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 100 liter [schepel] [N 91 (1982)] || inhoudsmaat: vat; een vochtmaat van ongeveer 1 hl.
III-4-4
|