e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
menggereedschap broodschup: brutšøp (Rumpen), deegplets: dęjxplɛtš (Beek), deegschup: dęjxsxøp (Maaseik), dęjxsxø̜p (Hout-Blerick), dęjxšø̜p (Tegelen), dɛjxšø̜p (Panningen), houten schup: hōtsǝ šøp (Kaalheide), houteren schupper: hǭtǝrǝ sxøpǝr (Lommel), lepel: lepǝl (Meijel), meelschoep: mē̜lsxūp (Ottersum), meelschup: mēlšø̜p (Maastricht), mē̜lšøp (Gulpen, ... ), mē̜lšø̜p (Rothem), męlšøp (Geleen), męǝlšøp (Heerlen), mengschup: meŋšø̜p (Noorbeek), mengselschup: mɛŋsǝlšøp (Cadier), mengspaan: mengspaan (Neerpelt), mɛŋspān (Bocholt), schepper: sxrɛ̄ǝpǝr (Blerick), schieter: šesǝr (Kerkrade), schop: sxop (Melveren), schotel: šø̜sǝl (Kerkrade), schup: sxø̄p (Mal), sxø̜p (Venlo), šøp (Brunssum, ... ), šø̜p (Maastricht, ... ), schuppe: šɛpǝ (Genk), schupper: sxøpǝr (Bevingen, ... ), šø̜pǝr (Helden, ... ), spatel: spartǝl (Maastricht), spatel (Heythuysen, ... ), spātǝl (Rekem), špartǝl (Voerendaal), špādǝl (Ulestraten), zwouw: zwo (Beverst) De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b] II-1
mengmachine meelmenger: mę̄.lmęŋǝr (Opitter), melangeur: mē.l-zø̜r (Mal, ... ), mengbak: meŋbak (Maastricht), mengelaar: meŋǝlę̄.r (Kanne, ... ), meŋǝlę̄r (Maaseik, ... ), męŋǝlēǝr (Sint-Lambrechts-Herk), mengelmachine: meŋǝlmǝsi.n (Lauw), menger: meŋǝr (Maaseik), mengketel: meŋkē.tǝl (Aldeneik), mengmachine: meŋmášin (Lauw), meŋmǝšin (Aldeneik), męŋmǝšin (As) Toestel waarmee verschillende soorten meel gemengd kunnen worden. [Jan 256; Coe 225; Grof 254] II-3
mengmachine voor deeg broodmachine: broodmachine (Maasbracht), bruǝtmǝšīn (Heythuysen), brūǝtmǝšīn (Arcen), deegmachine: deegmachine (Cadier, ... ), dejxmǝšiŋ (Wittem), deęxmašīn (Nuth), dēxmǝšiŋ (Eys, ... ), dēxmǝšīn (Rumpen), dē̜xmašiŋ (Noorbeek), dęjxmašīn (Beek), dęjxmǝsīn (Rekem), dęjxmǝšin (Gronsveld, ... ), dęjxmǝšīn (Maastricht, ... ), dęxmašiŋ (Gulpen), dęxmǝsxin (Mal), dęxmǝsxīn (Obbicht), deegmengmachine: dęjxmęŋmǝšīn (Maastricht), kneder: knē̜jǝr (Ulestraten), kneedmachine: kni-jmǝsxin (Maaseik), knijǝmǝsen (Zepperen), knēmǝšen (Koersel), knēmǝšīn (Brunssum), knētmašīn (Kwaadmechelen), knē̜jmašin (Eijsden), knē̜jmǝšin (Bocholt, ... ), knē̜jǝmǝsjin (Hout-Blerick), knē̜masxin (Genk), knē̜mašīn (Sittard), knē̜mǝšīn (Jabeek), knęjtmašin (Sint-Truiden), knęmǝšīn (Beverst, ... ), knɛjmašin (Oost-Maarland), knɛ̄j.mǝšiŋ (Wittem), mengmachine: mengmachine (Gronsveld, ... ), meŋmašin (Heerlen), meŋmašīn (Blerick, ... ), meŋmǝšin (Helden, ... ), meŋmǝšī.n (Panningen), meŋmǝšīn (Herten, ... ), miŋmašīn (Waubach), męŋmašiŋ (Bleijerheide, ... ), męŋmašīn (Schinveld), mɛngmǝšin (Meijel), mɛŋmašin (Neerpelt), mikmachine: mekmǝšīn (Heythuysen), mikmengmachine: mekmeŋmǝšĭn (Swalmen), pétrin: pàtrẽ̜ (Lommel), pǝtrē̜ (Bevingen), pǝtrē̜n (Sint-Truiden), pǝtręn (Stokrooie), pǝtrɛ̄ (Houthalen), wegmachine: wękmǝšīn (Maasbracht) Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103] II-1
menneke, binnenste deel van het hok aanzet: aanzet (Grathem), binnenkant: bønǝkānt (Gruitrode), bok: bǫk (Achel, ... ), driepikkel: drē̜pękǝl (Beringen), eerste kast: ēštǝ kas (Munstergeleen), gast: gāst (Lommel), heukel: heukel (Wilderen), huifje: hø̜fkǝ (Neerrepen, ... ), kast: køs (Ophoven), koninkje: køneŋskǝ (Val-Meer), kruis: krys (Blitterswijck, ... ), kryts (Baarlo, ... ), krytš (Panningen), kryš (Meijel), krȳts (Boukoul, ... ), krø̜̄s (Kiewit, ... ), krø̜i̯s (Maaseik), krø̜i̯ts (Guttecoven), krē̜s (Hasselt), mandel: mandel (Runkelen), mā.ndǝl (Zepperen), māndǝl (Nieuwerkerken), mannetje: mǝnǝʔǝ (Kerkhoven, ... ), mɛnǝkǝ (Beringen, ... ), middelste geleg: midǝstǝ gǝlęx (Helchteren, ... ), middenrij: medǝrē̜ (Halen), mijtje: mętšǝ (Genoelselderen, ... ), paap: pā.p (Eksel), staander: stuǝndǝr (Lummen), steun: steun (Berbroek), stuik: stuik (Halen, ... ), stø̜̄.k (Ulbeek), stō.k (Waltwilder), stuikje: stø̜kskǝ (Grote-Spouwen, ... ), vork: vø̜rǝk (America, ... ) Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.] I-4
mens man: mààn (Meeswijk), mens: mens (Niel-bij-St.-Truiden), mins (Echt/Gebroek, ... ), minsj (Uikhoven), mèns (Meijel), zowel voor man als vrouw  mins (Altweert, ... ) mens || mens, persoon III-2-2
mens (alg.) mens: mens (Roosteren), mensch (Vaals), menš (Oirsbeek), alleen gebruikt in de betekenis van vrouw: dat minsch  minsch (Heerlen), alleen voor een vrouw, zowel in goede als slechte zin  minsch (Venlo), de vrouw spreekt alleen over "mens"als die man nog haar verloofde is  miensch (Valkenburg), door een vrouw ook gebruikt voor haar echtgenoot  miens (Roermond), een vrouw spreekt van heure minsch; ook voor vrouw (sympathiek medelijden) b.v. t is n erm minsch  menš (Geulle), een vrouw zegt wel: miene minsj het mens komt niet voor  menš (Elsloo), gebruikt in de betekenis van vrijer  miensj (Bocholtz), geen reactie  meens (Wellerlooi), geen van allen van toepassing  miensch (Kerkrade), geringschattend en medelijdend de minsj (man) t minsj (vrouw)  menš (Geulle), geringschattend voor een vrouw  miensj (Ubachsberg), geringschattend voor vrouw; aanduiding voor verloofde van een jong meisje  minsch (Kerkrade), in de betekenis van (mannelijke) verloofdeen soms als uitroep bij een vrouw; mie lief miensch!  miensj (Heerlen), in de betekenis van man  mensch (Stramproy), kan ook man en vrouw betekenen geringachting en sympathiek medelijden  minsj (Stein), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening. a. in geringschattende opmerking van de man tegen echtgenote; b. benaming van meisje gebruikt om haar vrijer voor te stellen  minsj (Valkenburg), mens en ook wel man; t mensj = vrouw; sympathiek medelijden  menš (Merkelbeek), miene mins"wordt door de vrouw voor echtgenoot gebruikt, zonder bijbedoeling  mins (Hunsel), neen  miensj (Kerkrade), niet voor man wel specifiek voor verloofde (vrijer geringschattend of achtend voor een vrouw  miensj (Schaesberg), niets  minsch (Wijlre), ook gebr. in de bet. van man, bijv. mene mintsj; ook gebr. in de bet. van vrouw, zowel geringschattend als sympathiek medelijdend, bijv. das n akelig mintsj of wat n erm mintsj  mentš (Urmond), ook gebruikt voor vrouw: sympathiek  mīēnsj (Margraten), ook in betekenis van man (alg benaming voor vrijer  miensj (Gulpen), ook in betekenis van man en vrouw - niet van echtgenoot; sympathiek medelijden  miensj (Eys), Ook in de betekenis van vrouw, echter met een glimp van geringschatting  miensch (Welten), ook voor echtgenoot  miensj (Berg-aan-de-Maas), ook voor echtgenoot; in ongunstige betekenis voor vrouw  minsj (Vijlen), ook voor man (ironisch) en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden  mens (Maastricht), ook voor man en vrouw  menš (Jabeek), miens (Montfort), mins (Meerlo), ook voor man en vrouw ("dat meens"; geringachting)  meens (Well), ook voor man en vrouw en ook in de betekenis van vrijer; zowel geringachting als sympathiek medelijden  miensj (Wijlre), ook voor man en vrouw;  menš (Nuth/Aalbeek), ook voor man en vrouw; alleen sympathiek medelijden  mens (Born), minsj (Itteren), ook voor man en vrouw; bij sympathiek medelijden  minš (Munstergeleen), ook voor man en vrouw; geringachtend en sympathiek medelijden  meͅnš (Beek), ook voor man en vrouw; geringachting  minschs (Velden), ook voor man en vrouw; geringachting, sympathiek medelijden en verwondering  meͅnš (Geleen), ook voor man en vrouw; in dat laatste geval met minachting  minsch (Meerssen), ook voor man en vrouw; in de betekenis van vrouw wordt het sympathiek (niet met geringachting) bedoeld  miensj (Hulsberg), ook voor man en vrouw; meer geringschattend  mings (Grubbenvorst), ook voor man en vrouw; meestal sympathiek medelijden  minsj (Berg-en-Terblijt), ook voor man en vrouw; men bedoelt er niets bijzonders mee, alleen maar vrouw: het meens is erg ziek; het is een goed meens; wat een meens toch  meens (Merselo), ook voor man en vrouw; miene minsch=mijn man; dat is mich ee vromisch (geringschattend) of dat is ee erm vromisch (medelijden) ee wanmisch = een dikke vrouw  menš (Amstenrade), ook voor man en vrouw; minachting  mins (Grubbenvorst), ook voor man en vrouw; soms geringachting soms sympathiek medelijden  menš (Brunssum), ook voor man en vrouw; soms minachtend, doch dan Duitse invloed  mĭns (Tegelen), ook voor man en vrouw; sympathiek medelijden  menš (Puth), miensj (Mheer), mins (Maasbree), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden  meens (Wanssum), mens (Dieteren, ... ), mensch (Baarlo, ... ), menš (Borgharen, ... ), mēēns (America, ... ), miens (Beegden, ... ), miensj (Koningsbosch), miĕns (Beegden), minges (Sevenum), mings (Velden), mingus (Sevenum), mins (America, ... ), minsch (Guttecoven, ... ), minsj (Born, ... ), mīēnsj (Sint-Geertruid), mīns (Horst, ... ), mi͂sj (Stevensweert), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden maar ook neutraal  miens (Herten (bij Roermond)), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden mijn man = miene miensch bedelaar(ster) : erme miensch (man) erm mienschke (vrouw)  minš (Schinnen), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden;  miensj (Nieuwenhagen), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden; alleen in geval van het "minske"(dim) voor oud vrouwtje wordt alleen sympathiek medelijden bedoeld.  mins (Venray), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden; bij een vrouw vaker met gevoelswaarde dan bij een man  mins (Leunen), ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden; de i is gerekt  meens (Middelaar), ook voor man en vrouw; zowel geringachting, waardering en sympathiek medelijden  mins (Roermond), ook voor man/verloofde; voor een vrouw gebruikt men de benaming alleen met geringachting/sympathiek medelijden  minsj (Valkenburg), ook voor man; zowel geringachting als sympathiek medelijden  meens (Afferden), méns (Siebengewald), ook voor vrouw met een betekenis van geringschatting en medelijden (lastig mens; errem mens)  minsch (Meerssen), ook voor vrouw, niet voor echtgenoot; zowel geringachting als sympathiek medelijden  mens (Maastricht), ook voor vrouw; meestal geringachting zelden sympathiek medelijden  menš (Schinveld), ook voor vrouw; meestentijds geringachting, nooit sympathiek medelijden  mens (Maastricht), ook voor vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden  menš (Nuth/Aalbeek), ook voor vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden dat is mich ei mins; dat errem mins  mens (Maastricht), ook voor vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden: iech wèl mèt dat mins niks te make höbbe - Dat èrrem mins  mens (Maastricht), soms geringschattend over "vrouwmens"; zie opgave 003a  minsch (Amby), voor man (verloofde!) en vrouw; voor de vrouw is echter uit het Nederlands overgenomen  minsj (Berg-en-Terblijt), voor man en vrouw maar alleen in de betekenis van geringschatting of sympathiek medelijden  minsch (Amby), voor man en vrouw, verkleinwoord "minske"wordt uitsluitend met een medelijdend gevoel voor een vrouw gebruikt  mins (Heel), voor vrouw en man; medelijden  mins (Velden), vrouw over echtgenoot; geringschattend bedoelde benaming voor vrouw  minsch (Valkenburg), wordt alleen maar in betekenis mens gebruikt  mens (Rimburg), wordt door ongehuwd meisje gezegd over haar aanstaande bruidegom: "minge mensch  mensch (Vaals), wordt in de betekenis van man gebruikt: zowel met geringschatting als medelijden  miensj (Waubach), wordt voor man en vrouw alleen geringschattend, afkeurend en ook wel met medelijden gebruikt  minsj (Vijlen), zowel man als vrouw; soms voor een vrouw in minachtende betekenis t minsj  minsj (Ulestraten), zowel man als vrouw; sympathiek medelijden  mins (Venlo), zowel voor man (niet voor echtgenoot) als vrouw; als opmerking van vrouw tot vrouw met sympathiek medelijden  miensj (Heerlen), zowel voor man als voor vrouw  mins (Hushoven, ... ), minsch (Weert), zowel voor man als voor vrouw; sympathiek medelijden  mins (Ospel), zowel voor man als vrouw  mins (Blerick), zowel voor man als vrouw; sympathiek medelijden (vrouw)  minsj (Houthem), zowel voor man als vrouw; voor de vrouw medelijdend: arm minsch  minsch (Houthem), zowel voor man als vrouw; voor een vrouw uitsluitend geringachting (verdachte reputatie in uitdr.: wat een man! = sympathie voor een kind  mins (Blerick) mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)] III-2-2
mens-erger-je-niet mens-erger: menserger (Vlodrop) Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
menstruatie bazaar: bazaar (Sint-Truiden), bloeden, het -: t bloojje (Maastricht), bloempje: Schertsend.  blümke (Eksel), boel: boel (Zichen-Zussen-Bolder), bóel (Sint-Truiden), chroesjtsjov: cf. Grote Winkler Prins 1991 s.v. "Chroesjtsjov, Nikita Sergejevitsj 1894 - 1971  kroetjef (Loksbergen), dag: daag (Gulpen), de daag (Chèvremont), de tant op bezoek: de tant op bezuk (Bocholtz), Spottend.  de tant op bezeuk (Vijlen), dingen: die dinge (Sevenum), doek: (de) duk (Eksel), feest: fieest (Weert), feestverlichting: de fesverlichting (Bocholtz), fluit: Gemeen.  fluit (Ell), hippenkolder: Plat  den hiepekolder (Lommel), kermis: de kermes (Castenray, ... ), kermis (Venlo), kèrəməs (Maastricht), klats: aan de klatsch (Schinnen), an der klatsj (Bocholtz), klats (Echt/Gebroek, ... ), klatsch (Nieuwenhagen), klatsj (Klimmen, ... ), klommel: klommël (Hoeselt), klómmel (Zichen-Zussen-Bolder), klómmël (Tongeren), cf. VD s.v. "klommel"= prul, lor  klómmel (Diepenbeek), Plat. Vgl. kloemmelbaen = maandverband.cf. WNT s.v. klommel  on hèrre kloĕmmel (Bilzen), znd 1 a-m;  klommel (Rosmeer), kraam: an d`r kraom (s-Gravenvoeren), kraom (Stokkem), kut: Gemeen.  kut (Eksel), lommel: VD s.v. "lommel"vod -lor  də lómməl (As), lommelen: loemele (Waubach), maand: de mónd (Afferden), dur mond (Vijlen), maandpozen: znd 1 a-m;  mòəntpôezə (Beringen), maandstond: znd 1 a-m;  maonstòn (Maastricht), maandstonden: mandstonden (Eksel), marie: Mërie (Hoeselt), oma op bezoek: oma op bezeuk (Thorn), Schertsend.  oma op bezeuk (Swalmen), ongesteld: ongesjteld (Waubach), ongesteld (Boekend), ongesteldj (Echt/Gebroek, ... ), ŏngesteld (Venlo), òngesjteld (Hoensbroek), ôngesteldj (Maasbracht), oranje boven: oranje boave (Bocholtz), periode: de periode (Bocholtz), periode (Grevenbicht/Papenhoven), pips: pups (Maastricht), poep: Gewoon.  poep (Eksel), prul: prul (Achel), prùl (Sint-Truiden, ... ), ze heeft haar -  pru.l (Zonhoven), prullen: Ouder.  prulle (Eksel), regels: aanne reegels (Thorn), de raigels (s-Gravenvoeren), de regels (Lommel), de rīēëgels (Oirsbeek), re.gels (Hasselt), ree.gels (Boukoul, ... ), reegele (Weert), reegels (Belfeld, ... ), reegəls (As, ... ), regele (Weert), regels (Diepenbeek, ... ), reigels (Geleen, ... ), reigəls (Nuth/Aalbeek), rejels (Kerkrade), reëgels (Mechelen-aan-de-Maas), rēgels (Meijel), riêgels (Bree), règele (Gulpen), règels (Neerharen, ... ), rèigels (Sint-Truiden), régëls (Hoeselt), réégels (Koningsbosch), Recenter.  reegels (Eksel), znd 1 a-m;  raigels (s-Herenelderen), reegels (Voort), reegəls (Maastricht, ... ), reeëgels (Lanklaar), regels (Maaseik, ... ), reigels (Amby), règəls (Martenslinde), rèègəls (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), régels (Wellen), réjgəls (Hoepertingen), réégəls (Rekem), rommel: rommel (Maasniel, ... ), rood licht: rood licht (Vorsen), russen: də russə (Loksbergen), spleet: splieët (Koningsbosch), tant trien: Soms.  taant Triene (Zichen-Zussen-Bolder), tante bep: tânte Beb (Weert), tante bet: tante Bet (Echt/Gebroek), verandering: de verandering (Kerkhoven), de verangering (Mechelen-aan-de-Maas), veraandering (Eijsden, ... ), verandering (Eksel, ... ), verandering ? (Maasbracht), veranering (Zonhoven), verangering (Beesel, ... ), vergangering (Tungelroy), verândering (Castenray, ... ), vëranëreng (Hoeselt), znd 1 a-m;  verandering (Lanklaar), vəraanəring (Martenslinde), veranderingen: veraa.neringe (Zolder), veraanderinge (Bilzen, ... ), veranderinge (Beverlo, ... ), veranderingen (Heers, ... ), veraneringe (Diepenbeek), veraneringen (Diepenbeek), vëraandëréngë (Tongeren), Moderner.  vərannəringə (As), Recenter.  veranderingen (Eksel), vodden: de vodde (Genk), de vodden (Sint-Huibrechts-Lille), də voddə (As), vodde (Beverlo, ... ), vodden (Achel, ... ), vodd’n (Diepenbeek), Humoristisch.  vòddë (Tongeren), Ouder.  vodde (Eksel), Plat  de vodden (Lommel), Plat.  vódde (Zolder), week: de waek (Baarlo, ... ), de weak (Echt/Gebroek), de wéék (Meijel), wēk (Venray), wè:k (Meijel), wèèk (Blitterswijck, ... ) maandstonde || maandstonden [ZND 01 (1922)] || maanstonden || menstruatie || menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] || menstruatieperiode III-2-2
menstrueren aan de regels zijn: aan de regels zeen (Holtum), ane regels zeen (Echt/Gebroek), aan de tijd zijn: aan de tsiet (Spekholzerheide), cf. VD s.v. "stiet"= gew. "stuit  aan de stiet (Chèvremont), aan rotzooien zijn: ich bön aan rotzooi (Echt/Gebroek), bezoek hebben: bezeuk höbbe (Horn), de bind haan: de biend han (Kerkrade), de dag hebben: de daa:g höbbe (Puth), de daag höbbe (Schinnen), de dáág hebbe (Koningsbosch), de fransen zijn over de grens: Eufemistisch.  de Franse zin iëver de grêns (Bilzen), de klats hebben: ich höb de klats (Echt/Gebroek), de kraam hebben: de krāōm hebben (Eijsden), de regels hebben: de regels hebbe (Maasbree), de regels hebben (Venlo), de regels höbbe (Maastricht), de rode gaan: de ruuj gòn (Bree), de rode vaan uithangen: de roë vaan oethange (Klimmen), Niet netjes.  het hat de roewe vaan oeshange (Spekholzerheide), Schertsend.  de rooj vaan oethange (Swalmen), de rode vlag hangt uit: de roeai vlag hungtj oet (Echt/Gebroek), de roej vlách hingt óó.ët (Zonhoven), de rode vlag hebben: die haef de roeaj vlag oethange (Echt/Gebroek), de rommel hebben: de rômmel hebbe (Maasbree), de russen zijn daar: de Russen zijn door (Vorsen), də Rissə zeen dao (As), de tant op bezoek haan: de tant óp bezuk han (Kerkrade), de vlag uit hebben hangen: de vlag oet höbbe hange (Thorn), de vodden hebben: (de) vodden hemmen (Eksel), de week hebben: de waek (hebbe) (Venlo), de waek hebbe (Castenray, ... ), de waek hebben (Venlo), zeej haet de waek (Belfeld), feest hebben: fees höbbe (Herten (bij Roermond)), het rode moes hebben opstaan: die haef het roead moos opstaon (Echt/Gebroek), t roeëd moos op sjtaon (Reuver), zə héét hət rōēt moos opstōēn (As), kermis hebben: kirmes höbbe (Herten (bij Roermond)), kermis krijgen: kermes kriege (Maasniel), kermis zijn: t is kérmes (Horn), maria hebben: zij heeft Maria (Sint-Huibrechts-Lille), marie gaan krijgen: ich môt Merie goan kriege (Mechelen-aan-de-Maas), marie is op bezoek: Marie ès op bezeuk (Mechelen-aan-de-Maas), ongesteld zijn: ongesjteld zeen (Schinnen), ongesjteldj zeen (Herten (bij Roermond)), ongesteldj zeen (Tungelroy), oongestèld zien (Maastricht, ... ), rode lits verkopen: Schertsend. cf. Maastricht b. s.v. "lits"= streep  rode lits verkoupe (Thorn), rode vlag uit hebben: Gemeen.  rooj vlag oet höbbe (Herten (bij Roermond)), tant jeanne is afgekomen: taant Jeanne ès ôofkómë (Hoeselt), tant marie hebben: Vgl. nao de Zjuul gaon (=naar WC gaan).  ich hém tant Merie (Zolder), weer bij de vodden ziten: ze zit wier bè de vodde (Kortessem), zo te pas zijn: zoi te pas zin (Uikhoven) de maandstonden hebben || menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] || menstruatie hebben || menstruatieperiode || menstrueren || ongesteld (zijn) III-2-2
merel blaan: ballòn (Sint-Truiden), ballón (Sint-Truiden), balon (Ordingen, ... ), beloo (Sint-Truiden, ... ), bjoən (Ulbeek, ... ), blaoun (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), blauën (Bilzen), blijon (Gelinden), bljoan (Wellen), bljon (Rosmeer), bljon, blwon (Rosmeer), blo:ən (Voort), bloan (Vechmaal), bloe(o)(ə)n (Gutshoven), bloe:ən (Hoepertingen), bloehn (Genk), bloein (Herstappe), bloin (Millen, ... ), blon (Broekom, ... ), bloom (Zonhoven), bloon (Diepenbeek, ... ), blooən (Wellen, ... ), bloun (Herstappe, ... ), blouën (Bilzen), bloëm (Zonhoven), bloën (Bilzen, ... ), bloôn (Ordingen), bloən (Alken, ... ), blōen (Vliermaal), blōn (Diepenbeek, ... ), blōwn (Bilzen, ... ), blōən (Bommershoven, ... ), blōͅ.n (Hasselt), blōͅm (Houthalen, ... ), blōͅn (Hasselt, ... ), blōͅən (Hasselt), blo͂ͅm (Houthalen), blo͂ͅn (Mettekoven, ... ), bloͅm, blōm (Zonhoven), bloͅwən (Veulen), bloͅən (Herk-de-Stad, ... ), blu.on (Kortessem), bluon (Noorbeek), bluo͂ͅən (Gutshoven), bluoͅn (Martenslinde), bluɛn (Heers, ... ), blu‧wən (Hoepertingen), blwoan (Eigenbilzen, ... ), blwon (Eigenbilzen, ... ), blwŏn (Eigenbilzen), blwoͅ.en (Tongeren), bly(3)̄.ən (Borgloon, ... ), blyon (Gelinden), blyên (Zutendaal, ... ), blôn (Hasselt), blön (Hasselt), blû.oͅn (Vechmaal), bàllòo͂ (Sint-Truiden), bəlo͂ͅ (Aalst-bij-St.-Truiden), bəloͅ.ən (Borgloon), cf Wb. Hasselt  blōͅn (Hasselt, ... ), check  blōͅ.m (Houthalen), check in TWb  bluwoͅ(i)n (Tongeren), Frings  blōn (Borgloon, ... ), blōən (Borgloon), bloͅwən, mv. blējən (Beverst), blūən (Gelieren/Bret), blwoͅn (Hoeselt), IPA, omgesp.  bloͅwən (Beverst), o\\ als in fr. onze  bloən (Nieuwerkerken), of bljon  blwon (Rosmeer), of blwon  bljon (Rosmeer), uit *mlaan; merlaan  bloa.n (Hasselt), vdBerg; omgesp.  balōn, balōͅ (Sint-Truiden), blou̯ən (Stokrooie), blōwən (Wellen), blaand: blond (Schulen), bloud (Schulen), blom: blōͅm (Zonhoven), grijze klijster: (grieze) klyster (Hushoven, ... ), klijster: klie:stĕr (Zutendaal, ... ), lijster: lêstər (Kermt), malloo: mallan (Montenaken), mallon (Montenaken), maloo (Jeuk, ... ), meloin (Mechelen-Bovelingen), melon (Jeuk), melou (Jeuk), LB 38 (1948), 54  məlōͅ (Niel-bij-St.-Truiden), meelber: komt voor naast meelder  mēͅlbər (Rekem), meerkolf: merkəf (Beverst, ... ), melder: (goud- en zwart)mēͅldər (Opgrimbie), maelder (Broeksittard, ... ), maelder (sleept.) (Echt/Gebroek), mael’der (Tegelen), mailder (Baarlo, ... ), maildər (Tegelen), meelder (Amby, ... ), meeldər (Brunssum), meilder (Nuth/Aalbeek, ... ), melder (Afferden, ... ), meldər (Brunssum), meulder (Borgharen, ... ), meèlder (Maastricht), meêlder (Grathem), mēēlder (Beek, ... ), mēlder (Blitterswijck, ... ), mēldər (Bocholt, ... ), mēèldər (Koningsbosch), mēͅlder (As, ... ), mēͅldər (Beek (bij Bree), ... ), mēͅ‧ldər (Rekem), mĕlder (Geleen, ... ), meͅldər (Achel, ... ), mieldər (Margraten), mijlder (Maaseik), mälder (Amby, ... ), mäèlder (Valkenburg), mè:lder (Sibbe/IJzeren), mèlder (Belfeld, ... ), mèldër (Valkenburg), mèldər (Berg-en-Terblijt, ... ), mèèlder (Amby, ... ), mé.lder (Panningen), mélder (Beringe, ... ), méélder (Brunssum, ... ), mêlder (Achel, ... ), mêêlder (Munstergeleen, ... ), mɛldər (Beringe, ... ), mɛ̄lder (Baarlo), mɛ̄ldər (Hamont), mv.  mèldèsj (Martenslinde), oud: eine sjmerling  maelder (Sittard), melderd: māēldert (Houthem), mèldert (Molenbeersel), meling: meejling (Heerlen), meling (Schaesberg, ... ), melling (Wellerlooi, ... ), mēēling (Nieuwenhagen), mĕlling (Well), mäling (Heerlen), määling (Schaesberg), mèling (Welten), mèèling (Ubachsberg), mèëling (Heerlen), méëling (Heerlen, ... ), mê-ling (Vijlen), melser: maelser (Limbricht), merel: maele (Kerkrade), maelie (Gronsveld), maerel (Baarlo, ... ), maijel (Lommel, ... ), mailie (Oost-Maarland), mairel (Grathem, ... ), mairəl (Zolder), me.rəl (Hechtel), meejele (Eygelshoven, ... ), meele (Waubach), meeəl (Vaals), mehle (Rimburg), mei-el (Oostham), mei-j-lie (Oost-Maarland), meiel (Oostham, ... ), meijel (Linkhout, ... ), meijle (Margraten), meil (Kwaadmechelen, ... ), meirel (Achel, ... ), meirul (Ospel), meiël (Lommel, ... ), meiəl (Tessenderlo), meiələ (Eys), mel (Afferden, ... ), merel (Amby, ... ), merevel (Hechtel, ... ), merəl (Sint-Truiden), meäle (Epen), meèële (Gulpen), meël (Lummen, ... ), meële (Mheer), meë’le (Bleijerheide, ... ), meïle (Eys), mēēle (Nieuwenhagen), mējəl (Paal), mēl (Lummen, ... ), mērel (Linne, ... ), mērəl (Maastricht, ... ), mēəl (Vaals), mēͅjəl (Meldert, ... ), mēͅl (Halen), mēͅlə (Eupen), mēͅrel (Heythuysen), mēͅrĕl (Opglabbeek), mēͅrəl (Genk, ... ), mēͅrəl, meͅrəl (Meijel), mēͅəl (Welkenraedt), mēͅərəl (Lozen), mĕl (Gennep, ... ), me͂ͅrəl (Lozen, ... ), me͂ͅə.l (Montzen, ... ), meͅi̯l (Kerkhoven), meͅəl (Paal), mi-ɛl (Beringen), miejèl (Heusden), mielə (Margraten), mierel (Maaseik, ... ), mierl (Maaseik), miēl (Heusden), miēͅl (Beverlo, ... ), mijālĕ (s-Gravenvoeren, ... ), mijl (Loksbergen, ... ), mijèl (Heusden), mirəl (Maaseik), mièl (Beringen), mièrel (Heusden, ... ), miɛl (Lommel), mī.jəl (Lummen), mījəl (Linkhout), mīələ (Sint-Geertruid), mīərəl (Dilsen, ... ), mjal (Halen), mjal, mēͅl (Halen), mjalle (Banholt, ... ), mjelie (Eijsden), mjellej (Moelingen), mjellèj (Moelingen), mjēl (Paal), mjēͅl (Beverlo), mjeͅəl (Beringen), mjèl (Beverlo, ... ), mjɛl (Lommel), mäel (Gemmenich), mäele (Kerkrade), mäjle (Gulpen), mäl (Montzen, ... ), mäle (Wijlre), mälə (Noorbeek), märel (Roermond, ... ), mè-il (Zolder, ... ), mèale (Mechelen), mèel (Heusden, ... ), mèile (Gulpen), mèl (Heijen, ... ), mèle (Vijlen, ... ), mèler (Bocholt, ... ), mèlie (Eijsden, ... ), mèrel (Beegden, ... ), mèrul (Heythuysen), mèè.rel (Boukoul, ... ), mèèjl (Kelmis), mèèle (Waubach), mèèrel (Geistingen), mèël (Paal), mèële (Vijlen), mél (Gennep, ... ), mérel (Meijel), méérel (Baarlo, ... ), mêjele (Eys), mêle (Simpelveld), mêrel (As, ... ), mêêrel (Venlo), mëlie (Gronsveld), mërel (Stevensweert), mɛ.iəl (Tessenderlo), mɛ.əl (Kwaadmechelen), mɛ:rəl (Lanaken), mɛl (Heijen), mɛrəl (Beesel, ... ), mɛ̄rəl (Maasbree), [ a klein geschreven]  meeale (Mheer), [? - moeilijk leesbaar]  ma͂jle (Mechelen), afwijkend begrip!  mèrelpaar (Echt/Gebroek), Doo hafde ön mjê"l in die"boe"m (nestelde)  mjêəl (Beverlo), doorgaans Frings, soms eigen spelling  mēͅi̯əl (Kwaadmechelen), eigen spelling; omgespeld  mēͅrəl (Roosteren), Frings  mēͅrəl (Gelieren/Bret), Frings, omgesp.  mijɛl (Lommel), Frings; half lang als lang omgespeld  mērəl (Lanklaar), IPA, omgesp.  mēͅərəl (Rekem), mv.  meele (Kelmis), mèrels (Echt/Gebroek), oud  mjaele (Mheer), oude uitspraak: mejalle  meële (Mheer), vaak  mɛrel (Echt/Gebroek), vdBerg; omgesp.  mēͅrəl (Veldwezelt), vroeger: mejalle  meële (Mheer), zoals in mère  mèrel (Thorn), merel-lijster: maerel-liester (Bergen, ... ), mereling: mééreling (Posterholt), méérelink (Herten (bij Roermond)), tegenwoordig meer "méérel  méér(e)ling (Haelen), merling: maerelingk (Roermond), maerelink (Herten (bij Roermond)), maerling (Haelen, ... ), mairleng (Horn), mairlink (Echt/Gebroek, ... ), meerling (Genooi/Ohé, ... ), merling (America, ... ), meêrling (Grathem), mĕrling (Merselo), mèrling (Beegden, ... ), mèrlink (Montfort, ... ), mèèrlingk (Herten (bij Roermond)), mérling (Gennep, ... ), méérling (Beesel, ... ), méérlink (Echt/Gebroek, ... ), mêr link (Asenray/Maalbroek), mêrling (Beesel), mêərling (Swalmen), mɛrling (Meterik), mɛ̄rling (Neer), turdus merula  merling (Castenray, ... ), zelden  mɛrling (Echt/Gebroek), smeerling: s(j)mèrling (Heythuysen), sjmeirling (Heythuysen), smaerling (Altweert, ... ), smeerling (Molenbeersel, ... ), smeirling (Weert), smērling (Leveroy, ... ), smèrling (Heythuysen, ... ), smèèrling (Tungelroy), sméérling (Laar, ... ), ai als Eng. air  smairling (Ell), zanglijster: zang-liester (Tegelen), zwartblaan: zwatbloin (Val-Meer, ... ), zwatblwojn (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), zwarte blaan: zwatte blwojn (Zichen-Zussen-Bolder), zwarte lijster: zwarte liester (Maastricht), zwarte melder: zwarte melder (Neerpelt, ... ), zwarte meldər (Sint-Huibrechts-Lille), zwarte mēͅldər (Kinrooi), zwarte mɛ:ldər (Overpelt), zwartə mēͅldər (Kinrooi), zwartə meͅldər (Beek (bij Bree)), zwərtə mɛ:ldər (Overpelt), zwarte melver: zwarta mɛlvər (Eksel), zwarte mellever (Eksel), zwarte melver (Eksel), zwarte meͅ.llever (Eksel, ... ), zwarte merel: zwarte mērel (Neerpelt), zwarte mèl (Well), zwarte mèler (Bree, ... ), zwarte mèrel (Gruitrode, ... ), zwarte mêrel (Reppel, ... ), zwartemèrel (As, ... ), zwartə mirəl (Maaseik), zwartə mɛ̄rəl (Bree), ai van fr. lait  zwarte mailer (Bocholt), zwarte mulder: zwarte muulder (Maaseik), zwartə møldər (Maaseik), zwarte smeerling: swarte smerling (Hushoven, ... ), zwartmeelberd: zwartmeelbert (Eisden), zwartmeelbərt (Eisden), zwartmeelde: zwartmeelde (Mechelen-aan-de-Maas), zwartmeerbel: zwartmeebəl (Eisden, ... ), zwartmelber: zwartmeͅlbər (Lanaken, ... ), zwartmelder: (zjwart)meelder (Meerssen), sjwartmaelder (Oirsbeek), zwartmaelder (Urmond, ... ), zwartmeelder (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), zwartmelder (Lanklaar), zwartmeèlder (Peer), zwartmēͅldər (Opgrimbie, ... ), zwartmielder (Rotem), zwartmièlder (Rotem), zwartmèlder (Peer), zwartmèèlder (Stokkem), zwartmêlder (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), zwartmelver: zwartmellever (Peer), zwartmeŭlever (Wijchmaal), zwartmĕulever (Wijchmaal), zwartmèllever (Peer), zwartmerdel: zwartmerdəl (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), zwartmerel: zwart mīrəl (Rotem), zwart mèrel (Neerglabbeek), zwartmerel (Lanaken, ... ), zwartmēͅlər (Peer, ... ), zwartmēͅrəl (Opglabbeek), zwartmeͅrəl (Neerglabbeek), zwartmierel (Rotem), zwartmiä-rel (Elen), zwartmèeler (Peer), zwartmèler (Opoeteren, ... ), zwartmèrel (Meeuwen, ... ), zwartmulder: zwartmölder (Meeswijk), zwartmøldər (Lanklaar), zwartmøͅldər (Meeswijk), zwartmûlder (Elen), als in Götter  zwartmöldër (Lanklaar), Frings; half lang als lang omgespeld  zwartmøͅldər (Lanklaar) gewone merel || Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [Heem 06.2-3 (1962)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)], [ZND B2 (1940sq)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)] || merel, zwarte — III-4-1